200 jaar lang hebben Nederlanders meegedaan aan de slavernij. 200 jaar lang hebben ze mensen gevangen genomen, verhandeld en gedwongen om te werken. Maar op een gegeven moment is het dus gestopt. Tot slaaf gemaakten moesten worden vrijgemaakt. Ook hier in Suriname. De afschaffing van de slavernij komt er, door het verzet en omdat in veel landen steeds meer kritiek klinkt. Kritiek van mensen die vinden dat je zo niet met andere mensen mag omgaan. Dat de ene mens niet het eigendom kan zijn van een ander mens. Landen om Nederland heen beginnen met het afschaffen van de slavernij. Nederland wil eerst niet meedoen, maar uiteindelijk als één van de laatste landen in Europa schaft ook Nederland de slavernij af. In 1863 gebeurt dat, maar voor de tot slaaf gemaakten duurt het nog tien jaar tot 1873 voor ze echt vrij waren, want zij moeten gedwongen nog tien jaar doorwerken. Hun eigenaren, de slavenhouders, hebben er afspraken over gemaakt met de Nederlandse regering. De slavenhouders klaagden dat ze nu geen geld meer konden verdienen, dat ze andere mensen moesten vinden om het werk te doen. En als goedmaker krijgen de slavenhouders omgerekend naar nu zo'n € 3.000 per tot slaaf gemaakte. Die mensen zelf krijgen niets. Zij moesten maar zien hoe ze zonder geld, opleiding of werk aan een nieuw leven beginnen.