En dat is dan Grietje, en oh en haha, dat is de vos. Heh, wat is dat nou voor een boek? Dat is een Atlas. Wow. Daar staan alle landen van de hele wereld in. Echt waar? Ja, kijk hier heb je Nederland. Ja. En dit is Duitsland. Ja. Dit is Frankrijk. Ja, en dit is Spanje. O, en wat is dat nou voor een land? Dit? Dat is Italië. Ben jij daar wel eens geweest? Ach, zo vaak. Echt? Maar dat is toch heel ver weg? Wel nee, daar loop je zo heen, dat is heel dichtbij. Hoe kan dat nou? Oh je gelooft me niet? Nee. Nou kom maar op, dan gaan we er even heen. Hè? He, he, waar gaan jullie naartoe? Wij gaan naar Italië. Ach, mag ik ook mee? Ander keertje. Ah, waarom nou niet. Daarom niet. Daarom niet. Kom maar mee Pino, deze kant op. Ik vind dit niet eerlijk, ik wil ook mee. Wat zit jij nou te mokken? Pino is met Aart naar Italië en ik mag niet eens mee. Pino is met Aart naar Italië? Maar dat kan niet hoor? Hoe zijn ze? Met de Auto? Nee lopen. Ach joh, lopen? Wat is er aan de hand? Moet je horen, Pino is met Aart naar Italië. Naar Italië? Ja, Aart zei het zelf. Naar Italië, lopen. Lopen! Ja maar dat kan toch helemaal niet. Nee. Ja, die hebben zich natuurlijk gewoon verstopt! Aart! Pino! Kom maar tevoorschijn nu! Ja, joehoe, we hebben jullie allang gezien hoor, kom maar. Nee, nee ze zijn er niet, ze zijn naar Italië. Huh? Wie zijn er naar Italië? Aart en Pino zijn naar Italië, lopen. Haha, ja maar dat kan toch helemaal niet. Nee, maar dat kan helemaal niet, ze hebben zich verstopt. Ja, we gaan ze gewoon eventjes lekker zoeken. Ik help wel zoeken. Kom maar tevoorschijn! We geven het op nu, Pino? Ze hebben zich wel goed verstopt, ik kan niet anders zeggen. Ja heel goed verstopt. Hallo? We geven het echt op nu! Ja ja, hoe nou eens een keertje op met dat gedoe. He! Daar zijn ze, daar zijn ze. Daar zal je ze hebben. Waar waren jullie nou? Naar Italië! Maar dat is toch veel te ver. Het is vlakbij, je loopt er zo heen. En kijk hier. Het bewijs. Ja. Een pizza uit Italië. O, lekker. Jaja, Pizzeria Italiano bij de bushalte. Bij de bushalte ja, dat kan je wel lopen. Ik kom eraan, ik kom eraan. Ja kom erbij. Heerlijk. Mag ik een stukje Aart? Mag ik erbij? Mag ik erbij? O, lekker. Ik heb hier wel zin in.