Tijdens de puberteit word je volwassen. In de puberteit verander je, je wordt zelfstandiger en soms opstandiger. Ook krijg je seksuele interesses, je wordt verliefd op een jongen of een meisje. Al die veranderingen worden veroorzaakt door hormonen: stofjes die allerlei processen in het lichaam regelen.
Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren en met het bloed vervoerd. In het begin van de puberteit gaat de hypofyse geslachtshormonen maken. Bij een jongen gaat dit hormoon in het bloed naar de teelballen. Die beginnen dan zaadcellen, oftewel spermacellen, te produceren. Dat zijn er dagelijks vele miljoenen.
Bij een meisje gaan de hormonen in het bloed naar de eierstokken. In de eierstokken beginnen dan eicellen te ontwikkelen. De eierstokken zelf gaan ook een hormoon maken: oestrogeen. Dit hormoon zorgt voor de ontwikkeling van de ‘vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken’: groei oksel- en schaamhaar, groei borsten en bredere heupen.
Bij jongens zorgt het hypofysehormoon ervoor dat de teelballen het mannelijke geslachtshormoon testosteron gaan maken. Testosteron zorgt voor baard in de keel, groei oksel- en schaamhaar, baardgroei en groeispurt. In de puberteit word je geslachtsrijp: jongens kunnen kinderen verwekken en meisjes kunnen zwanger raken.