Er zijn heel veel verschillende soorten speakers. Geluidsprekers. Maar ze zitten allemaal min of meer hetzelfde in elkaar. Het gaat om 1 ding: Het produceren van geluid. Maarja, wat zit er eigenlijk in zo'n speaker. Een conus met daaraan een magneet, elektriciteitsdraadjes, een spoeltje, condensatortjes, nog een conus en nog 1. Geluid is niks anders dan trillende luchtdeeltjes. Stel, dit hier is de lucht. De lucht krijgt hier een zetje. Dan wordt het zetje doorgegeven aan de deeltjes ernaast. Op die manier verplaatst een trilling zich door de lucht. Zo komt de trilling bij je oor terecht en hoor je geluid. Die conus moet dus trillen. Soms hard, soms zacht, soms snel. Dat hangt van het geluid af. Daarvoor hebben ze een slim systeem bedacht met een klosje koperdraad: een elektromagneet. Dat wordt magnetisch als er stroom doorheen gaat. Stel, dit is de magneet. En dit hier is de elektromagneet. Als de stroom deze kant op wordt gestuurd, dan trekken de 2 magneten elkaar aan. Maar als de stroom de andere kant op wordt gestuurd, dan stoten ze elkaar af. Deze elektromagneet hebben ze vlakbij een gewone magneet geplaatst. En afhankelijk van de richting van de stroom, zullen ze elkaar aantrekken of afstoten. Kijk, je ziet al een trilling. Dit is de spin. De elektromagneet mag alleen voor en achterwaarts. Het mag niet naar de zijkanten kunnen. De spin zorgt ervoor dat het mooi in het midden blijft. Dan heb je natuurlijk nog de kast zelf. En die is heel belangrijk voor de speaker. Want de conus laat niet alleen de lucht naar voren trillen, maar ook naar achter. En als er dan geen kast omheen zat, zou het geluid heel slecht klinken.