Zo. Goedemiddag. Goedemiddag. Ik wil twee paar schaatsen, 27 en 25. Alsjeblieft. Okay. Dat is leuk: zij gaan lekker schaatsen! Eerst binden ze de schaatsen onder de schoenen. En dan kunnen ze het ijs op. Hoo, dat is best moeilijk! Hij heeft een rekje. Zij hebben een handig rekje, zo kun je goed oefenen.
Schaatsen is wel leuk hoor! Zij gaan gezellig samen schaatsen. Nog eens proberen. Dat gaat goed!
Goh, die kunnen al rondjes draaien op het ijs! Wat knap! Van schaatsen krijg je wel een beetje dorst. Dag!