Een hete, droge Zuid Afrikaanse woestijn is voor de meeste dieren geen prettige plaats om te leven. Er is geen water en er zijn nauwelijks planten om te eten. De wind neemt het zand mee, zodat er duinen van los zand ontstaan.
Toch zijn er dieren, die aangepast zijn aan de woestijnomgeving. Deze krekel heeft vertakte pootjes om niet weg te zakken in het zand. De pootjes komen goed van pas als de krekel zich snel wil ingraven. De vijand heeft geen idee waar de prooi gebleven is.
Deze spin heeft dezelfde kleur als het zand. Ze is gecamoufleerd. Woestijndieren weten zich op allerlei manieren uit de voeten te maken, zelfs zonder pootjes.
Deze slang raakt de grond nauwelijks. Een kever houdt het lichaam hoog boven de hete bodem. En hier rolt een spin zich als een bal razendsnel over het zand. Als ze in een kuiltje belandt, stopt ze even maar direct daarna rolt ze al weer verder. Soms graaft de spin zich in en is dan vrijwel onvindbaar voor vijanden.
De hagedis zoekt in het zand naar prooi. Misschien heeft deze kever door dat er een rover in de buurt is. Hij gaat er in elk geval snel vandoor. De hagedis gaat door met graven.
Als de zon een tijdje schijnt wordt het erg heet. Daarom maakt deze hagedis een hol om de dag onder de grond door te brengen. Onder de grond is het minder heet dan boven de grond. Weer een diertje, dat de hitte van de dag ontvlucht.
Een kever die zijn hol dieper maakt door zandkorrels naar buiten te schuiven. Deze kever maakt niet eens een gang. Hij duikt het zand in alsof het water was. Met razendsnelle zwembewegingen van de achterpoten werkt hij de zandkorrels naar achteren.
Het duurt even en de hele kever is ondergedoken in het zand. Daar is het koeler, maar niet veilig voor vijanden. Als een goud mol de kever onder de grond hoort ritselen, duikt hij ook in het zand om de prooi te pakken.