Dit is boswachter Leo en vandaag mogen we met hem mee naar het bos, naar het winterbos. In de winter is het altijd heel erg stil in het bos, want veel dieren zijn dan weg of ze zitten lekker in hun warme holletje. En als je goed oplet, kun je in het bos zien dat er nog steeds wel dieren zijn.
Eikels hè. Deze is al bijna rijp. Als je goed kijkt, dan zie je… Die is op hè, er zit niks meer in. Die heeft een muis, misschien ook een eekhoorntje open gegeten en dan kunnen ze het lekker, hebben ze het eruit.
Hé. Ja, ze hebben het allemaal opgegeten!
Het heeft hele fijne tandjes, dat kun je wel zien hè, heel erg fijne tandjes hebben die. Die dikke schil hebben ze open gegeten.
Ja, die hebben ze gewoon open geknaagd.
En dan konden ze dus bij het eigenlijke vruchtje.
Wat goed dat boswachter Leo dat allemaal zo goed weet! Ik wil later ook best boswachter worden!
Wat zijn dat? Ja, dat zijn krabsporen hè, daar hebben ze met de pootjes hebben ze hier op gekrabd, zie je wel? Krabsporen?
Om bij het eten te komen, want het ligt helemaal vol met blaadjes en dan kunnen ze er niet makkelijk bij. Dus dan doen ze met de pootjes doen ze het opzij, de blaadjes, en dan kunnen ze bij eikeltjes en bij beukennootjes.
Tjee, wat weet hij toch veel!
Wat is dit hier? Helemaal kaal gegeten. Door een hert. Zijn dat ook krabsporen?
Kijk: wat doet ie dan hiermee? Ja, nu weten jullie het hè? Kijk eens. Dat doet ie daarmee hè, dan heeft ie op zijn kop gestaan en… …krabt ie met zijn kop, met de hoorn op zijn kop, krabt ie aan de boom.
Het lukt hè. Ja, het lukt. Zie je, dan gaan er kleine stukjes af. Hhh, hmm, zo, ik kan het ook!
Wat ligt er hier jongens? Wat ligt hier nou toch? Wat zou dat nou zijn? Hhh, bah! Wie had er een hondje thuis? En wat doet ie wel eens buiten?
Dat is poep. Poepen. Ja. Poepen ja, en wie doen er in het bos poepen?
Honden en poezen. Honden en een… Een vos. En beren? Ook beren toch?
En ’s nachts, ’s avonds, als het weer wat donkerder wordt, dan wordt het heel rustig in het bos, dan zijn alle mensen weg, en dan komt ie uit zijn holletje. Maar in de winter slapen beren eigenlijk. En dan gaat ie weer eten zoeken.
Hé, een kikker! Wow, wat is ie snel! Ja. Hallo kikker! Kijk, nou blijft ie zitten. Zie je het? Wat een mooie kikker! Hier zit ie. Moet je eens kijken. Wat springt ie hoog zeg! Je bent er een beetje bang van, maar hij doet niks, hij heeft geen tandjes. Ze kunnen niet bijten. Nee. Nee, een kikker kan niet bijten.
Wanneer leven de uilen? ’s Nachts hè? En overdag zitten ze lekker te slapen. Ja, dat zei ik al! Maar als ze een keertje wakker worden, dan gaan die bekjes, en dan hup, en dan komt die uilenbal eruit. Een uilenbal?
Ja, dan gaan wij eens kijken.
Een uilenbal? Kijk eens wat daar ligt? Hier, dit voelt scherp hè. Zijn dat uilenballen?
Moet je hier eens kijken, want hier zitten botjes. Zie je het? Van die muizen. En dat grijze, dat donkere grijs, ja, het is nou nog nat natuurlijk, dat zijn de haartjes.
Oh, dus als de uil een muis eet, dan spuugt hij het uilenballetje met de botjes weer uit. Dat zijn de twee boventandjes hè. En dan kun je die gewoon in het bos vinden. Zie je dat? Ja. Alle scherpe dingetjes spuugt ie uit, wat slim van die uil! Zie je het? Nou, vooruit, kom!
Jammer, de wandeling is alweer afgelopen. Ik vond het heel erg leuk. Dag, tot de volgende keer!