Ggggggg, ggggg, o mijn stem is vastgevroren. Gggggoedemorgen. Was ik al begonnen? Nou, dat werd tijd, want ik sta me hier een potje te bevriezen, allemarters wat een kou.
Ik wilde eens onderzoeken hoe het zou zijn om de kachel uit te zetten. Gewoon, hoe het voelt om in de vrieskou te moeten slapen. Nou dat heb ik vannacht dus geprobeerd. Of ik geslapen heb? He-le-maal niet! Ik heb geen oog dichtgedaan.
Moet je kijken hoe koud het hier is...
Natuurlijk ben ik niet echt bevroren, want ik heb nog een vacht die me beschermt tegen de kou. Dieren die helemaal op de Noordpool wonen, die hebben een nog veel dikkere vacht dan ik. IJsberen bijvoorbeeld. En mijn neef de veelvraat heeft ook een dikke haardos. En als ze geen vacht hebben, dan hebben ze wel een speklaag, zoals een zeehond.
Maar er zijn ook mensen die in die kou moeten overleven. Ze heten Eskimo’s. Ze hebben natuurlijk warme kleren aan. Net als ik nu, maar waarom heb ik het dan nog steeds zo koud!
Die mensen op de Noordpool, die Eskimo’s, hebben een huis van ijs. Een sneeuwhut. Daar slapen ze. Zo’n hut heet een iglo.
Kijk, die Eskimo’s zagen blokken ijs uit het ijs en stapelen die netjes op elkaar, alsof het bakstenen zijn.
Natuurlijk kun je in een iglo geen verwarming bouwen, want dan zou hij smelten. Maar...
Een iglo is niet groot. Je hebt maar een klein vuurtje nodig om het daarbinnen warm te maken. Een olielampje is genoeg.
Het vlammetje van dat lampje geeft licht én warmte én je kunt er water op koken voor de koffie. En wat er verder nog warmte afgeeft? De Eskimo’s zelf. Hoe meer mensen er in de iglo zijn, hoe warmer het er wordt.
Ik zal straks mijn beste vriend Weesley eens bellen. En mijn broers. En de buren. Die kunnen me vast helpen om de boel hier wat op te warmen.
Ik ga een ijsfeest houden. Tot pegels, allemaal. Eh.. tot wezels!