Wat hebben Engelbewaarder, Bassie en
Adriaan en de Terminator te maken
met maatsoorten?
Klap maar mee!
En nu met deze.
Als het je lukte om maat te houden,
klapte je misschien op
sommige momenten harder dan andere.
Je gaf een accent en da's heel goed.
Die accenten zitten vaak
op een vaste plek.
Dat gaat dus bij een walsje zo:
één, twee, drie, één, twee, drie.
En bij een popliedje is het anders.
één, twee, dríe, vier.
één, twee, dríe, vier.
Je hoort een subtiel
nadrukje op die drie.
Dat is een nevenaccent.
Overigens mag je bij Engelbewaarder
alle tellen keihard meeklappen, want dat
is Marco Schuitmaker toch al gewend hè.
Ja, gezellig.
Die vaste afwisseling van accenten
en niet-accenten, die noemen we de maat.
Maatsoorten die heb
je in alle soorten en maten.
De maatsoort bepaalt
wat de teleenheid van de maat is en
hoeveel teleenheden er in de maat zitten.
Ook zegt
het hoe vaak het hoofdaccent klinkt
en geeft het aanwijzingen over
eventuele nevenaccenten.
En voor de duidelijkheid: de maatsoort zegt
niets over het tempo van een stuk,
maar over het algemeen merk je
als amateurmusicus:
hoe moeilijker
de maatsoort, hoe lager het tempo.
Want ja, Engelbewaarder in een 7/4 is wel flink persen hoor.
Vooraan de bladmuziek staat altijd aangegeven wat
de maatsoort van het betreffende stuk is.
Zo komt het regelmatig voor dat
je op die plek een twee en een vier boven
elkaar ziet staan. Een 2/4 maat.
Die twee is de teller en vertelt
je dat er twee tellen in de maat zitten.
En die vier is de noemer
die aangeeft dat één tel
één kwartnoot is. Dus één maat,
dat stukje tussen twee maatstrepen
telt dan twee kwartnoten.
Dan is de maat vol en
begint er weer een nieuwe.
Het accent ligt dan steeds op
de eerste tel.
1-2-1-2-1-2-1.
Schubert.
Mars uit The Planets van Holst
die staat dan weer in 5/4 maat.
Maar ‘t is eigenlijk ook heel logisch, want
de zwaartekracht werkt anders op Mars
en dan marcheer je ook anders.
Als er dan 3/4 vooraan staat,
dan wil dat niet zeggen dat je een stuk
maar voor driekwart hoeft te spelen.
Nee, er is dan sprake van
drie kwartnoten in de maat.
En ook hier ligt het accent dan op de eerste tel.
1-2-3-1-2-3-1-2-3
lekker walsen.
En 2/2
is dan weer twee halve noten in de maat.
Die soort heeft ook wel Alla Breve, want
een halve noot werd
vroeger Brevis genoemd.
De net genoemde maatsoorten zijn
enkelvoudige maatsoorten.
Ze hebben één accent per maat,
maar er zijn ook samengestelde maatsoorten
die bestaan uit twee of meer
enkelvoudige maatsoorten en hebben
dus vier of meer tellen in één maat.
En zo'n tel is niet altijd een halve of
een kwartnoot maar kan ook
een achtste noot zijn.
Een 6/8 maat bestaat over het algemeen uit
twee groepjes van drie tellen
met het accent op de eerste tel en
een nevenaccent op de vierde tel.
Queen.
En even ter inforMAATie: er zijn ook
spannende onregelmatige maatsoorten
zoals de vijfkwartsmaat.
Dave Brubeck’ish.
Die vijfkwarts
onderverdeeld in een groepje
van drie en een groepje van
twee tellen één, twee, drie, vier, vijf,
één, twee, drie, vier, vijf, één,
twee, drie...
Of spannender, Tubular Bells
van Mike, Bassie en Adriaan Oldfield.
Da’s een combinatie van
een 7/8 en een 9/8 maat.
Ja, altijd blijven lachen hè.
Het kan trouwens nog altijd gekker.
De main theme van Terminator is
geschreven in een 13/16 maat
en Charles Ives schreef muziek in
een 5,5/8 maat.
en in Le marteau sans maître van Pierre Boulez
komt een 4/3/2e maat voor.
En "Entertain Me" van Tigran Hamasyan is in 256/32 maat
met daaroverheen een motief in 35/16...
Maat! Dat is veel te moeilijk.
Ik hou het bij Ferry Maat,
met die discokoning
red je het tenminste zonder
rekenmachine en rolmaat.
Disco: dat scheelt een slok op een borrel.