Positief, negatief. Wat is dat? Stel, je gaat spelen met een vriendje.
Voetballen? Stom! Knutselen? Gamen dan? Saai.
Jij bent vandaag behoorlijk negatief. Iemand die negatief is, vindt niks leuk. Hij heeft overal vervelende kritiek op. Dat is niet erg hoor. Iemand die positief is, ziet juist overal de goede kant van in. Je kunt dingen op een positieve of negatieve manier bekijken. Negatief! Als het regent kun je niet buitenspelen, maar je kunt wel gezellig binnen spelletjes doen. Positief! Een fiets is superlangzaam.
Zo kom ik te laat. Negatief! Maar positief: goed voor het klimaat. In een flat heb je geen tuin. Negatief! Maar wel een mooi uitzicht. Positief!
Wil jij een ijsje? Ja.
Ja, is een positief antwoord. Ook als het antwoord eigenlijk helemaal niet zo leuk is.
Heb je veel huiswerk?
Ja, en dat antwoord is dus ook positief. Lekker verwarrend. Als je testuitslag positief is, dan heb je de ziekte. Jij hebt die enge ziekte en dat is slecht nieuws. Negatief dus.
Lekker verwarrend.
Maar ondertussen kunnen jullie het nog steeds niet eens worden. Doei! Want jij vindt niks leuk. Ik vind niks leuk. Dan doen we toch lekker niks? En zo eindigt dit filmpje toch nog positief.