Zo, hier nog een beetje. Hier zit nog een gat. En oh Ienie, Ienie kijk eens. Ik heb de tas van Lot. Wauw, dat is een schat. Ja dat is onze schat en die gaan we bewaken. Ja, zo, hier. Hihi! Tommie? Tommie? Ja. En dan mag je alleen naar binnen als je het wachtwoord weet. Ja, een geheim woord. Hihi. Als iemand naar binnen wil, dan moet hij eerst het geheime woord zeggen, ja. En dan was het wachtwoord… Uhm… Knalleman! Nee, nee, nee, nee. Nee, iets van ehh lippenstift. Of sleutel. O, nee. Nee! Olieslurf of pannenkoekenpakkenbakker! Nee we doen gewoon sleutel, want met een sleutel kan je een deur open maken. Oké, jij je zin. Ja. O, ik hoor wat! Verstoppen, verstoppen! Hihi! Ja hoor, hé zitten jullie daar? Ja, ja, Lot, wij bewaken de schat. De schat, aha. Is die schat heel toevallig misschien een rode tas? Dat zeggen we niet. Nou, hoe zo? Mag ik dan eventjes binnen kijken? Alleen als je het wachtwoord weet. Hoe kan ik dat nou weten? Lot, kom je nou? Ja, ze hebben m’n tas. Willen ze niet aan me teruggeven. Jongens alsjeblieft! Ik moet een wachtwoord zeggen. Lot, als jij het wachtwoord niet weet, dan kan je wel een dief zijn. Ja. Doe effe gewoon, ik ben toch gewoon Lot?! Ja, dat zeggen ze allemaal. Lot, je moet veel strenger tegen ze zijn. Laat mij dat maar even doen. Jongens kom op met die tas. Wachtwoord. Hou eens op met die flauwekul over een wachtwoord. Ik wil die tas nu hebben, daar zitten de sleutels van Lot in. Ah, sleutel. Ja, sleutel. Oké, alsjeblieft. Hoe doe je dat nou? Zie je wel, gewoon, een man. Hihi. Frank, je doet het veel beter dan ik, echt waar. Ienie zie je nou wel dat sleutel geen goed wachtwoord is. Nou, hoor, nee. Kom. We gaan weer verder spelen.