Heerlijk. Zo lekker. Er zou een vraag zijn over patatjes en andere lekkere dingen. Ja, bingo. 'Waarom vind ik de drie P's, patat, pannenkoeken en pizza, zo lekker?' Dat is inderdaad heel lekker. Ik ga wel op onderzoek, dan kun jij lekker blijven zitten. Nee, ik pak deze. Jij zit net zo lekker. Nee, geeft niet. Ik doe deze. Patatje trekken? Wie het kortste patatje trekt, blijft hier. Heerlijk. We gaan straks een experiment doen voor de vraag van Emma. Ik heb van een deskundige opdracht gekregen om de hele dag niks te eten. Ik heb het er nu al moeilijk mee. ZIJN MAAG ROMMELT Hee, Emma. Hoi. Willem Wever hier. We gaan samen onderzoek doen. Dat heeft allemaal te maken met je vraag over de drie P's. Ja. Ben je er klaar voor? Ja. Pak je spullen, dan gaan we op onderzoek uit. Oke, wacht even. O ja, we wachten even. Even wachten. Pizza. Hier. Ik mag niks eten, dus jij mag de pizza. Ik heb net ontbeten. Nou, dan neem ik hem wel weer. Hee. Prehistorie. 200.000 jaar voor Christus. Hoe lang zou het zijn? 783 jaar na Christus. Gouden Eeuw. Industriële revolutie. Eerste Wereldoorlog. Tweede Wereldoorlog. Televisies en computer. Allemaal technologie. En dan? Nu. 2020. Een hele reis, van de prehistorie tot aan 2020. Volgens mij kan HIJ ons er meer over vertellen. Ha, Jeroen. Welkom in het nu, jongens. Je hebt lang op ons zitten wachten. Toch een paar duizend jaar. We zijn hier om een speciale reden. We zijn nieuwsgierig. Waarom vinden we de drie P's zo lekker? In dat eten zit een heleboel vet. En onze hersenen vinden vet waanzinnig lekker. Maar hoe komt het dat onze hersenen dat zo lekker vinden? Ja. Dat is een goeie vraag. Daarom hebben jullie die tijdreis afgelegd. Om dat te begrijpen moeten we een stukje terug in de tijd. Naar onze verre voorouders. In die tijd moest je je eten zelf zoeken. Daardoor was je in die tijd ook onzeker elke dag of je wel iets te eten zou vinden. Wat aten mensen dan in de oertijd? Geen patatje MET. Nee. Als er toen een snackautomaat had bestaan, had hij er ongeveer zo uitgezien. Er zitten wortelen in. Aardappels, bijvoorbeeld. Noten. Allerlei soorten groenten en peulvruchten. Hier word je niet echt blij van. Niet echt dat je zegt: Doe mij maar een worteltje MET. Dat was veel voorhanden, maar er zit minder energie in dan in vet. Als er een vet rund langskwam, had die natuurlijk de voorkeur. 'Die moeten we hebben. Dat wil ik eten.' Dat is natuurlijk... Daar ga je direct van watertanden. Heerlijk. Watertanden? Maar we hoeven nu niet meer achter een patatje aan te jagen. Dat klopt. Ons brein heeft er miljoenen jaren over gedaan om te worden wat het nu is. Het heeft al die jaren geleerd om vet eten te verkiezen boven dit. Maar het is nog maar relatief kort dat dat vette eten zo voorhanden is. Ons oerbrein heeft nog steeds zin in dat vette eten, terwijl het meer dan genoeg aanwezig is. Waarom moet ik er dan vandaag zo uitgehongerd bij zitten? Jij bent proefkonijn. Ik wil laten zien wat er in dat brein gebeurt, als je naar vet eten kijkt als je hongerig bent. Dat laat nog een beetje beter zien waarom dat vette eten zo lekker is. Ons hongerige proefkonijn Tim mag onder de scan, en Emma assisteert Job. Een MRI-apparaat maakt een serie scans... die meet hoe actief je hersenen zijn. Tim, even stilliggen. Sorry. Ik ga de scanner zo starten. Die gaat je hersenactiviteit meten. Je krijgt intussen plaatjes te zien van lekker vet eten, maar ook van groente. Je hoeft er alleen maar heel goed naar te kijken. Succes. Dat is wat Tim nu ziet. Lekkere pizza, lekkere frietjes. Nu krijgt hij de groenten te zien. Zullen we die arme jongen er maar eens uit halen? Zo. Was het leuk om te zien? Ja, en ook heel interessant. Daar ben ik blij om. Dan heb ik er niet voor niets gelegen. Het mooie is dat ik, zonder Tim pijn te doen, plakjes van z'n hoofd kan afsnijden. Ik pel je brein een beetje af. We zien allemaal kleurtjes en plekjes oplichten. Hoe roder de kleur, hoe actiever dat gebied was. Het mooiste vond ik dit hier. Dat is het gebiedje in dat middenbrein, in dat oerbrein van ons... dat het geluksgevoel geeft. Als je dat lekkere voedsel ziet, dan activeren die hersengebieden. Dan krijgt je dat gevoel van: Ik wil dat eten hebben. Vroeger zorgde dat ervoor dat we op een beest gingen jagen. Nu ga je naar de snackbar. Als we alleen naar dat oerbrein zouden luisteren, zouden we meer dan 200 kilo wegen. Maar gelukkig hebben we een groot stuk in ons brein, dat zien we hier... Dat heet de hersenschors. We kunnen die oerinstincten daarmee een beetje onder controle houden en bedenken: Wacht even, ik wil me gezond en fit voelen. Daarmee kun je jezelf een beetje aanleren om gezond te eten... en daar een geluksgevoel van te krijgen. Als ik zin heb om te sporten, dan is dat dus hetzelfde gebied. Ja. Als je veel motivatie hebt om lekker te gaan hardlopen, voetballen of krachttrainen... dan zul je dat in precies hetzelfde gebiedje terugzien. Nou, dat was vet interessant, he? Ja. Snap je? We weten in elk geval: Je krijgt veel energie van vet eten. Maar je moet het ook verbranden. We zijn in Maastricht. Zullen we een eindje naar huis rennen? Oke.