In het zuidpoolgebied is nu de winter voorbij. Het ziet er nog erg koud uit. Overal is ijs en sneeuw. Toch is er in dit onherbergzame gebied nog leven.
Elk jaar komen hier Weddellzeehonden samen om hun jongen geboren te laten worden. Ook op het koude ijs is de zon warm genoeg om te zonnebaden. Dit vrouwtje heeft zich afgezonderd om haar jong te werpen. De vruchtvliezen komen al te voorschijn. Ze heeft persweeën. Na elke wee pauzeert ze even met het persen. Een jong is groot. Het valt niet mee het naar buiten te persen. De moeder blijft volhouden. Het jong komt steeds verder naar buiten. Gelukt. Het jong glijdt op het ijs.
Rondom de kleine zitten nog vruchtvliezen. Die moeten er af om te kunnen ademen. Het afstropen van deze vruchtvliezen kost tijd. Na een poosje is het jong ze kwijt. Het jong blijft dicht bij de moeder en heeft al gauw een tepel te pakken om melk te kunnen drinken. Moeder en kind spelen met elkaar. Ze kunnen het goed met elkaar vinden.
Zeehondenmelk is heel erg vet en dus erg voedzaam. Een jong groeit er snel van. De moeder blijft nog steeds dicht bij haar kind, dat nog steeds alleen maar moedermelk drinkt.
Nu breekt de tijd aan dat de jonge zeehond ook moet leren hoe hij zich in de barre wereld van het zuidpoolgebied zelf kan redden. Hij weet al, wat een wak is en hoe je een wak open moet houden. De kou doet hem niets. Het warme bont en de dikke speklaag daaronder houden de kou tegen.
Nu blijft hij een tijd op het ijs liggen om van de zon te genieten. De zomer loopt ten einde.
Alle zeehonden, ook de jonge dieren, laten het pakijs in de steek en zoeken de wijde zee op om daar te jagen.