Opera is tot ver in de 19e eeuw een plek om even uit het leven van alledag te ontsnappen. Opera gaat over mythologische figuren heksen en tovenaars, ridders, jonkvrouwen, de machtigen der aarde, vorst en vorstinnen, graaf en gravinnen, baronnen en baronessen. Maar in 1875 is daar ineens een opera over een hoerende en snoerende zigeunerin, een groep smokkelaars en een gedeserteerde soldaat en viriele stierenvechter. Carmen zet de operawereld op zijn kop. Het publiek is geschokt, joelt de opera uit. Componist George Bizet sterft 3 maanden na de première. Hij zal niet meer meemaken dat Carmen een paar jaar later toch een groot succes wordt. Gewone mensen als hoofdpersonen in de opera. De italianen bedenken er een mooie term voor; verismo. De italiaan Donizetti componeert 40 jaar voor Bizet al een komische opera met gewone mensen: Lucia di lammermoor. Over de arme boerenknecht Nemorino die denkt dat gewone rode wijn een magisch liefdeselixer is. Een beetje dom maar wat kan hij mooi zingen. En zo verhuist de opera van exotische eilanden, paleizen en godenwoningen naar onverwarmde studentenkamers, shovele boerderijen en arbeidershuizen. Het is niet allemaal goud meer wat er blinkt.