Ah, ik kan keihard rondjes rennen.
Ik kan springen tot de maan.
Ik kan zwaaien in de ringen.
Ik kan op mijn handen staan.
Ja, ik kan hoge ballen gooien.
Ik kan schaatsen op één been.
Ik kan schaatsen, schaatsen op één been.
En ik kan tennissen en klimmen.
Ik kan zwemmen als geen één.
Alles wat ik kan bedenken.
Zeg het maar, ik kan het doen.
Want je snapt het lieve Hoela, ik ben alles-kampioen!
Oh, ik ben alles-kampioen!
Want ik was alles-kampioen.
Dus ik ben alles-kampioen.