Om zware voorwerpen op te tillen gebruiken we katrollen. Een katrol is eigenlijk niet meer dan een wieltje waar een touw over loopt.
De eenheid van kracht is newton. Om te meten hoeveel kracht er nodig is om een gewicht op te tillen gebruik ik een krachtmeter: een newtonmeter. Ik heb hier één kilo. Ik til ‘m op en je ziet: 10 newton.
Nu ga ik een katrol gebruiken.
En je ziet: ook 10 newton. Met een vaste katrol heb je niet minder kracht nodig, je verandert alleen de richting van de kracht. Doordat je aan het touw kunt gaan hangen is het makkelijker op te tillen.
Dan nu een takel. Een takel bestaat uit een aantal katrollen, in dit geval twee: een vaste en een losse. Hetzelfde gewicht hangt eraan. Ik hang de newtonmeter eraan. Nou, het gewicht loopt nu dus over twee katrollen. Ik til ‘m op: 5 newton. De kracht is dus twee keer zo klein, maar ik verplaats ook twee keer zoveel touw. Hoe meer katrollen je gebruikt, hoe minder spierkracht er nodig is om een gewicht op te tillen, maar je bent wel veel langer bezig, want je moet veel meer touw binnenhalen. Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand.