Hé, ik heb zo’n grappig verhaal. Moet je horen: dat hebben jullie nog niet gehoord. Dit is een verhaal en dat heet: Iets Met Dino’s. Nou, moet je horen, deze jongen ook. Of tenminste, het gaat over één jongen, die is er dol op, en de ander niet. Mijn neefje is de hele middag bij mij op visite. En vanavond blijft hij eten en dan bakt mijn vader friet. Daar had ik heel veel zin in. Maar het kan me niet meer schelen, want mijn neefje wil alleen maar met zijn dino’s spelen. Ik had al mijn kasteel met alle ridders klaargezet. Dan konden we op expeditie gaan onder mijn bed. Dan konden we een drakenschat gaan stelen. Dan mocht hij het mooiste paard en mijn helm, en een zwaard. Maar mijn neefje wil alleen maar iets met dino’s spelen. Hij wil niet met mijn brandweerhelikopter die kan spuiten. Hij wil niet met de knikkerbaan, hij wil ook niet naar buiten. We kunnen zoveel doen. Maar nou zit ik me te vervelen, want mijn neefje wil alleen maar iets met dino’s spelen. En de dino’s van mijn neefje zijn heel lelijk en heel klein. En hij wist ook nog eens niet dat ze al uitgestorven zijn. Maar misschien kan ik wel heel even met hem spelen. Dan ben ik een tyrannosaurus met zo’n hele enge kop en dan vreet ik al die minidino’s zo in één keer op! Hah. Die zit! Zo. En dan mag onze dinovriend het verhaal even uitblazen. Geef ‘m maar een… Ja. Hier, en jij ook even. Ikke ook. Dat is… Nee, wacht even, jij later. Zo is het afgelopen. Nee, nou is het echt afgelopen. Zeg maar dag. Dag! Dag.