En vangen, hè. Stuiter, stuiter, stuiter! En nog een keer! En nu ik! En nog een keer! Vangen! Hahaha! Ohhh… Wat? Kijk eens, slagroom. Wauw… Ohhh… Lekker voor op de aardbeien. Aardbeien met slagroom. Mmmmmmm!
Ik zou best nu al een beetje slagroom lusten. Jaaa slagroom. Mmmmm! Oooh! Mag niet Tommie. Ik doe toch niks. Je mag niet snoepen! Ik snoep toch niet! Nee dat doet ‘ie niet. Maar je wou wel! Nee echt niet, ik wil alleen maar even kijken hoeveel erin zit. Oooh dat ga ik zeggen! Je mag niet klikken! Tommie mag niet snoepen! Ik ga ook helemaal niet snoepen, ik wil er alleen maar eventjes aan rui-ken! Niet doen Tommie! Au! Ohhh.. Zeg, zeg, zeg, wat krijgen wij nou? Zitten jullie van de slagroom te snoepen? Jullie mogen geen slagroom pikken. We hebben niks gepikt! Wel waar! De hele bus hebben jullie leeggegeten. En ga nu weg, voordat ik echt kwaad word. Nou zeg, we gaan Lot roepen. Kom op. Lot! Het is toch onvoorstelbaar. Die jeugd van tegenwoordig. Maken ze zo’n hele bus leeg. Zou er nog wat inzitten eigenlijk? Oh. Nou dat smaakt eigenlijk nog wel lekker. Hoeveel zou er nog inzitten? Nou ja! Aart! Zie je wel Lot! Die slagroom die is voor op de aardbeien! Ohhh, Aart. Ik? Ik heb het niet opgegeten. Dat hebben zij gedaan. Ooooooooooh! Echt waar, ze hebben die hele bus leeggegeten. Ooooh. Nietwaar! En hoe kom je aan die slagroombaard? Dus Aart, ga jij je maar eens wassen. Ga je wassen, viezerik, hup. Dan gaan wij lekker aardbeien eten met slagroom. Lekker!