Stel je ziet iets groenigs kwaken
Op een waterlelieblad
Waarmee heb je dan te maken
Met een kikker of een pad?
Allebei zijn amfibieën
Als je beter kijkt dan zie je
Veel verschil per exemplaar
Zo hou je ze uit elkaar:
Een kikker springt
Een kikker springt
Een kikker springt!
Hij heeft een glad, atletisch lijf
Met lange kikkerpoten
Waarmee hij in het water blijft
Van vijvers en van sloten
Daar legt ie kwakend kikkerdril
En als hij zich verplaatsen wil
Dan zwemt ie of dan maakt ie
Kikkersprongen, hele grote
Als ie springt
Een kikker springt
Een kikker springt!
Een pad die hupst wat
Of kruipt vooruit
Dikkig lijf, korte pootjes
Bobbelige bruine huid
In het water legt ie eitjes
Verder vindt ie ’t daar te nat
Hij is niet op de sloot verkikkerd
Nee, een pad
Die gaat op pad
Kom je één van tweeën tegen
Weet je voortaan wat je ziet
Door verschil in voortbewegen
En in lijf en leefgebied
De watervriend, dat is de kikker
Een pad is bruiner, trager, dikker
Padden houden het graag droog
En springen niet zo ver en hoog
Wil je het echt zeker weten
Geef het beestje dan een zoen
Kikkers worden weleens prinsen
Dat zie je een pad nooit doen