Ze kunnen goed samenwerken door met een groep honden bijvoorbeeld een slee - of zoals hier een kar - voort te trekken. Het gebruiken van sledehonden is ontstaan op het Noordelijk halfrond: Canada, Noord-Amerika en Groenland.
Het is daar heel koud en er ligt dan ook altijd sneeuw. Fietsen of autorijden gaat daar niet, en daar hebben de mensen die daar wonen dus iets op gevonden: een grote slee, met honden ervoor! Zo konden ze zich makkelijker verplaatsen, en spullen vervoeren. Als sledehond gebruikten ze poolhonden. Poolhonden leven van nature al in de kou, dus die kunnen er goed tegen. Er zijn verschillende soorten poolhonden.
Maar dit is een Siberische Husky. En die heeft een aantal speciale aanpassingen om zich tegen de kou te beschermen. Honden zijn namelijk warmbloedig, net als wij, en moeten hun lichaamstemperatuur goed op peil houden. Bijvoorbeeld: een dubbele vacht! Hier, een zachte ondervacht... en dit is de bovenvacht. Die is heel luchtig en isoleert dus goed tegen de kou! Die vacht isoleert zó goed, het niet alleen de kou buiten houdt, maar ook de warmte binnen. Om de warmte zo goed mogelijk bij zich te houden, slapen ze ook in een bepaalde houding. Poten onder hun lijf, en hun neus in de vacht. Ziet er grappig uit. Maar het is ook nuttig, want via die neus en poten kunnen ze juist weer afkoelen. Tijdens het slapen willen ze dat niet en daarom stoppen ze die in hun vacht. Maar soms moeten deze honden juist wél afkoelen! Want door bijvoorbeeld zo hard voor de kar te rennen, krijgen ze het erg warm. En die warmte moeten ze weer kwijtraken anders kunnen ze doodgaan. Daarom mogen sledehonden ook niet actief rennen als de temperatuur boven de 15 graden is. Want mensen gaan zweten als ze het warm krijgen, maar honden kunnen dat niet. Om warmte te verliezen, gaan ze hijgen, dat helpt ze om af te koelen. Honden hebben wel zweetklieren in hun voetzolen, veel grotere nog dan wij, dus via de zolen raken ze wel wat warmte kwijt. Een hond die zijn warmte kwijt wil, gaat vaak op deze manier op de grond liggen om via de grond warmte kwijt te raken.