Nederland en het slavernijverleden. Historicus Pepijn Brandon heeft er samen met een collega 5 jaar onderzoek naar gedaan. Onderzoek dat zich concentreert op het tweede deel van de 18e eeuw.
Daarvan heb ik hier een voorbeeld. Een boekhouding van twee plantages in Suriname.
Belangrijkste resultaat van het onderzoek: De Nederlandse economie was destijds voor ruim 5 procent afhankelijk van de slavernij. 5 procent, dat is voor een nationale economie echt heel erg veel. Er is recent onderzoek naar het economische gewicht van de Rotterdamse haven en alle logistiek, toeleveranciers, enzovoort daaromheen, die concludeert dat de Rotterdamse haven in Nederland op dit moment 6,2 procent van de Nederlandse economie uitmaakt.
Maar hoe opzienbarend is deze conclusie? Daarvoor gaan we naar Piet Emmer, dé autoriteit op het gebied van het Nederlandse slavernijverleden.
Ik vind het onderzoek uitstekend uitgevoerd. Het is heel zorgvuldig opgebouwd. Cijfers zijn zeer goed onderbouwd.
De grootste verdienste aan slavernij werden dus niet gemaakt in de slavenhandel, maar werden gemaakt in de handel in suiker, koffie, tabak en andere goederen die door slaven werden geproduceerd.
Tot nu toe niet goed onderzocht?
Daarover zijn tot nu toe alleen maar ruwe schattingen gemaakt. Wij komen voor het eerst met grondig onderbouwd cijfermateriaal.
De aankoop van het schip de Dolfijn. 8 maart 1760, van acht mans, en vijf wijven, negro's.
Het onderzoek is onder meer gebaseerd op het napluizen van documenten van slavenhouders.
Er is een anonieme regent van Amsterdam die een schatting maakt van: Hoeveel levert de kolonie Suriname op aan de Amsterdamse economie? En die komt tot de conclusie: Er is geen Amsterdammer die niet een stuk brood verdient aan de slavernij.
We lopen naar een indrukwekkend portret. Het is het type portret dat heel populair was halverwege de 17e, halverwege de 18e eeuw. Op dit type portret draait het allemaal om degene die in het midden staat. Dat is in dit geval Jan Pranger. Alles wat je verder op het portret ziet is om zijn positie in de wereld, zijn macht en welvaart te benadrukken.
En achter hem in de schaduw zie je een Afrikaanse jongen. Gekleed als een westerling met een paraplu onder zijn arm, een parasol. Dus hij is helemaal in dienst van deze machtige man.
Het blijft een pijnlijke geschiedenis. Bron van discussies die al snel verhit raken. De grote slavernijtentoonstelling die het Rijksmuseum volgend jaar organiseert, wordt dan ook tot in de puntjes voorbereid.
Nu zijn we drie jaar van tevoren al heel druk bezig met te praten met heel veel mensen. Wij halen er onder andere een denktank en raad van advies bij. We krijgen heel veel reacties van buitenaf. Dus we zijn heel blij dat deze tentoonstelling niet in een vacuüm gemaakt wordt. Maar juist ook in interactie met de mensen waarvoor we hem maken.
Ik denk dat die wereld van de 18e eeuw... We kunnen proberen ons daarin te verplaatsen. Het is een hele harde wereld. Veel harder dan onze wereld van vandaag. Maar echt bevatten hoe die mensen dachten, wat voor dilemma's ze hadden, wat voor keuzes ze maakten, dat is bijna onmogelijk.
Emmer plaatst ook een kanttekening bij het onderzoek. Als 5 procent van de economie was gebaseerd op slavernij, dan was dit dus niet de kurk waarop de economie dreef.
95 procent had er dus niks mee te maken. Dat is toch een veel groter percentage dan 5 procent. En als je over kurken wil spreken, waar ik niet zo voor ben, zoals u begrijpt, dan zou ik zeggen: Die 95 procent is de kurk waarop Nederland drijft. En niet die 5 procent.
5 procent wel, 95 procent niet. Los van de betekenis van de getallen staat vast dat het slavernijverleden in het brandpunt van de belangstelling staat. Amsterdam wil nu zelfs excuses aanbieden voor dat verleden.
Slavernij is natuurlijk een heel belangrijk onderwerp. Een belangrijk thema in de Nederlandse geschiedenis. En is verbonden aan allerlei grote problemen, dwang, en aan geweld. Dus daar gaat de belangstelling van mensen naar uit.
De bestudering van de slavernij is nu een zaak van nationaal belang geworden. Een kans ook voor nazaten van slaven om hun anonieme voorouders een gezicht te geven. Dit verleden moet gehoord worden, is de boodschap van het Rijksmuseum.
Dat de slavernijgeschiedenis onderdeel is van onze nationale geschiedenis en dat 't ons allemaal aan gaat. Van de mensen die afstammen van de mensen in de grachtengordel tot de mensen die afstammen van de smid die de boeien maakte. Van de mensen die aan de kant van het bestuur stonden. De mensen die pleitten voor de afschaffing, de mensen die in slavernij waren, die zijn er allemaal bij betrokken.
Onze taak als wetenschappers is het aandragen van gedegen feitenmateriaal op basis waarvan die discussie dan gevoerd kan worden. Dat hebben we met dit onderzoek gedaan.
Het is duidelijk dat dat valt in een context waarin er grote publieke belangstelling voor is.
Het was niet een onderwerp waar men zich graag mee bezighield. En je zou kunnen zeggen: Er is nu een reactie. Nu plotseling lijkt alles met slavenhandel en slavernij te maken gehad. We kunnen de huidige wereld niet begrijpen zonder deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis. Wat mij interesseert is: Hoe komt het dat we dat nu volstrekt onbestaanbaar vinden, slavernij, en hoe komt het dat de mensen in de tijd zelf dat accepteerden en lieten bestaan?