Nederlanders hebben vroeger gehandeld in slaven. Het is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. De Nederlandse handelaren halen hun slaven vooral uit West-Afrika.
Ze kopen ze, van Afrikaanse koningen. De Nederlanders brengen de slaven - per schip - helemaal naar de andere kant van de oceaan. Veel slaven komen terecht in Suriname, op suikerrietplantages. Ze moeten hard werken voor hun Nederlandse bazen, maar ze krijgen er niets voor betaald. Ze mogen nergens heen, zijn niet vrij, en worden slecht behandeld.
De slaven komen vaak in opstand en proberen weg te lopen. Maar dan worden ze heel streng gestraft. De slaven worden voortdurend in de gaten gehouden. Ook deze jongen - Kwame - heeft straf gekregen. Hij heeft dagenlang opgesloten gezeten in een snikhete hut. Maar Kwame laat zich niet kisten en besluit te vluchten. Het oerwoud in, samen met een vriend.
Maar de blanke opzieners hebben het in de gaten en gaan ze achterna. Kwame's vriend wordt gepakt en wordt vreselijk gestraft. Kwame ontsnapt en weet een dorpje te bereiken waar nog veel meer weggelopen slaven wonen. Marrons worden die mensen genoemd. Marrons zijn vrij, en leven diep verscholen in het oerwoud. Kwame is nu ook vrij.