Shinkichi Tajiri was een Nederlandse kunstenaar met een ongewoon culturele bagage. Hij groeide op in de Verenigde Staten uit Japanse ouders. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij als Amerikaans soldaat in de frontlinie van Europa en overleefde als één van de weinigen van zijn regiment. Na de oorlog zwierf hij door Europa en raakte in Parijs geïnspireerd door het Kubisme. Uiteindelijk vestigde hij zich in Limburg. Zijn oorlogservaringen verwerkte hij in een reeks Wachters. Negen meter hoog en heel complex samengesteld uit allerlei verschillende invloeden, want Amerika zit erin als het gaat om de grootte, om de schaal van het werk. Frankrijk zit erin, een stroming als Kubisme waar Picasso en Brack heel erg mee bezig zijn geweest. Japan zit erin, omdat hij ook verwijst naar schildplaten, borstplaten, spieren, een soort tooi, een hoofdtooi, en tegelijkertijd verwijzen ze naar tempelwachters. En de Boeddhistische Tempelwachter is per definitie angstaanjagend. Je voelt je als mens heel klein. En tegelijkertijd wordt daar iets in uitgedrukt, want die schrik, die jaagt de boze geesten weg. Dus het is ook voor jou een beschermer. En dat is de inhoud, dat is de boodschap, zit er in deze beelden ook nog een verwijzing naar de oorlog, want deze plek waar wij nu staan is historisch. Die is enorm zwaar ge-bombardeerd in 1944-’45. Er zijn duizenden mensen omgekomen juist op deze punten. Dus je ziet wel destructie, je ziet wel dat angstaanjagende, maar tegelijkertijd is zijn boodschap: nooit meer oorlog. In de ’60-er jaren begon Tajiri aan een serie machines geïnspireerd op de ontwikkelingen in de Verenigde Staten. De machines leken mensen, lopend op benen, maar leken tegelijkertijd televisiecamera’s en oorlogswapen. Het was een tijd waarin de techniek een grote ontwikkeling doormaakte en iedereen dacht dat de techniek ons een toekomst van welvaart zou brengen. Televisie veroverde de wereld, de ruimtevaart behaalde spectaculaire successen met de Eerste Mens op de Maan. Maar tegelijkertijd werd er een oorlog in Vietnam gevoerd waarin de techniek tot verschrikkingen leidde. De Wachters en machines werden door sommigen gezien als verheerlijking van geweld. Daarom zocht Tajiri naar vormen die door iedereen begrepen zouden worden als symbool voor basale menselijke waarde. Hij kwam uit bij de knoop als universeel teken van verbintenis en herstel van verbroken eenheid. De inspiratie om ook in de vorm eenvoud te bereiken vond hij in zijn jeugd, bij zijn Japanse opvoeding. Er was een oefening. Dan liet zijn vader een vuist zien en dan vroeg hij: Waar is de vuist als de hand zich ontspant?. En dan moest de jonge Shinkichi proberen vast te stellen of het over een vormkwestie ging, over een handeling ging, een proces ging, of dat je zeg maar uiteindelijk op een soort innerlijk iets kwam, want je kunt een hand wel ontspannen, maar die vuist is er nog steeds, omdat jij hem herinnert of omdat jij hem hebt gemaakt. En dit soort hele mooie Zen-achtige oefeningen, want het komt uit het Zenboeddhisme, daarmee werd Shinkichi eigenlijk op het spoor gezet van wat is een vorm? en wat is de tegenvorm?, en je kunt uit die ene hand al kun je ik weet niet hoeveel verschillende vormen maken. Of tekens kun je eruit halen, het is maar net wat we doen. En het is als het ware bijna een soort nieuw alfabet of een tekentaal zou je kunnen zeggen die hij zich dus eigen ging maken.