Hai, zijn jullie er al? Weet je wat we aan het doen zijn? We zijn aan het verkleden.
Hé Jongens, hoi.
Hai Hoepie.
Jullie raden nooit wat ik vandaag allemaal heb gedaan!
Nou, dat kunnen wij echt wel raden hoor!
Echt niet.
Echt wel!
Oh ja? Wat heb ik vandaag allemaal gedaan?
Nou, jij hebt vandaag met je zeepkist gereden.
Ja, dat is makkelijk, daar kwam ik mee aanrijden.
Jij hebt spaghetti gegeten.
Ja, dat klopt.
Je hebt je tuinhekje geverfd.
Dat klopt ook.
En je bent naar de kinderboerderij geweest.
Dat klopt ook.
Mm-mm.
Nou, hoe kan dat? Oh, heb jij vandaag stiekem achter me aangelopen?
Nee Hoepie, ik kan het zien!
Je kan het zien?
Ja.
Hoe dan?
Nou, kijk: op je kleren, daar zit spaghetti, daar zit groene verf, daar zit zwarte olie van je kar en daar zit stro van de kinderboerderij.
Nou, dat is niet leuk, ik wilde het allemaal zelf vertellen. Hé, een verkleedkist! Wat leuk, mag ik meedoen?
Nee, ja, je mag wel meedoen, maar hij kan zo toch niet meedoen?
Waarom niet?
Ze worden vies.
Ja, ze worden vies.
Maar daar kan ik toch niks aan doen?
Daar kan je wel wat aan doen.
Ja, wat dan?
Schone kleren.
Moet ik schone kleren? Nee, dat ga ik niet doen, ik heb net de was allemaal van de lijn afgehaald en die zitten allemaal in een mand.
Wij gaan je helpen.
Echt?
Ja.
Gaan jullie me helpen?
We gaan Hoepie lekker helpen.
Mijn schone kleren vinden?
Ja.
Okay, afgesproken. Dan ga ik even mijn wasmand pakken.
Kom, dan doen we even deze kleren hier in de kist, gooi er maar in. Anders komt het allemaal door mekaar.
Zo.
Gooi er maar in.
Kijk eens: de schone was. Ja. Doe maar dicht Hoela. Maar wat moeten we dan zoeken?
Een T-shirt.
Een T-shirt, en welke kleur?
Rood.
Rood hè.
Oh, rood.
Dus we hebben een rood T-shirt nodig.
Kijk eens.
Dit is een rood T-shirt. Nee hè, het is geen rood T-shirt.
Deze.
Ja, dit is wel rood, maar is dit een T-shirt?
Nee.
Nee hè, is dit dan mijn rode shirt?
Ja.
Ja hè. Jeee! Eindelijk goed.
Okay, en wat moet hij nu nog aan?
Deze.
Moet ik deze aan?
Ja.
Is dit eenzelfde?
Ja.
Kijk eens, is dit dezelfde broek?
Ja.
Ja hè. Nou, dan ben ik klaar toch?
Ja. Ga je je maar verkleden Hoep.
Ja, ik kom zo terug.
Zo, dan gaan wij kijken wat we nog meer gaan gebruiken bij het omkleden.
Okay.
Oh, kijk, ik heb een hele mooie ring.
Tadaaa! Kijk eens: ik ben helemaal schoon.
Ja, nou mag je met ons meedoen Hoepie met verkleden.
Yes! Oh, wacht effe, ik zet dit even, even snel zo hier zo tegen de boom aan. Oh, zo. Okay. Zo, wat zal ik worden?
Hoepie?
Wat is er? Wat is er?
Zo kan je echt niet meedoen met verkleden.
Waarom nou niet?
Ja, omdat je weer schone kleren aan moet.
Oh, nou.