Robots zijn machines die door de mens gemaakt worden. Ze worden gebruikt om te werken voor mensen. Het woord “robot” betekent dan ook “werk”. Bij een robot denk je misschien aan een machine die er uitziet als een mens, maar dat is niet helemaal waar. Ze zijn er namelijk in verschillende vormen, soorten en maten. Maar ze zijn meestal niet zo groot en gevaarlijk als je vaak in films ziet. Het grootste verschil tussen de mens en een robot is, dat robots niet echt leven. Ze voelen geen pijn, ze hebben geen hersenen en kunnen niet denken. Een robot kan daarom nooit slimmer worden dan de mens. Robots kunnen wel duizenden dingen per dag inpakken zonder er moe van te worden of het saai te vinden. Robots kun je van een afstandje besturen. Of je kunt ze leren automatisch te werken.
In Australië is een speciaal emotielaboratorium voor robots. Een emotie is iets wat je voelt. In dit laboratorium worden de robots dus gevoelens aan geleerd. Dit door batterijen opgeladen hartje van de robot gaat bijvoorbeeld sneller kloppen als ie dit rode balletje ziet. De robot is hierop getraind. Zoals mensen kunnen zien met hun ogen en horen met hun oren, hebben robots een bepaalde techniek om dit ook te kunnen.
Er zijn allerlei soorten robots. Zo kan de auto-industrie niet meer zonder. Robots zijn nodig om oorlog te voeren of onderzoek in zee te doen en ook tijdens operaties in het ziekenhuis worden robots gebruikt. De armen van een robot kun je eigenlijk alles leren.
Steeds populairder zijn robots die helpen in het huishouden; heel handig! De ontwikkeling van robots staat nooit stil, maar een robot die echt alles kan, dat wordt moeilijk.
Een robot zal dus ook niet zomaar uit zichzelf een grapje maken. Daar zijn ze nog te dom voor.
Met materiaal uit: Beagle - In het kielzog van Darwin