Een prachtig gebied ergens in Europa - zo'n 500 jaar geleden. Een ridder rijdt op zijn gemak door het bos. Hij heeft net een toernooi gehad en is op weg naar huis, naar zijn kasteel.
Ridders waren strijders in de Middeleeuwen. Soldaten eigenlijk. Maar het bijzondere van ridders was dat ze niet op de grond vochten, maar vanaf de rug van een paard. Met een zwaard. Hun speciale wapenuitrusting kostte erg veel geld. En om dat geld te verdienen, boden ridders zich aan bij graven en prinsen, en vochten mee in hun legers.
In ruil voor dat meevechten konden de ridders geld lenen van hun heer. Van dit geld kochten ze een groot stuk land, en dat lieten ze bewerken door boeren. De boeren die op het land van een ridder werkten, moesten een deel van hun oogst - of van hun kudde dieren - aan de ridder geven. In ruil voor die spullen beloofden de ridders dat ze de boeren zouden beschermen. En die bescherming konden de boeren wel gebruiken. Want op het platteland werden de mensen heel vaak aangevallen.
De ridder zelf liep ook gevaar. En om zichzelf en de boeren tegen de vijand te beschermen, bouwde hij een geweldig groot en stevig huis: een kasteel.