Pasgeboren, een doodshoofdaapje. Ik ging op kraambezoek bij een doodshoofdaapje. Ja, wat neem je dan mee? Ik dacht: nou ja, spinazie! Ja, ik weet ook niet hoe ik erop kwam, maar het leek me logisch. En ik zei sprinkhanen, want dat weet ik toevallig. Doodshoofdaapjes eten graag sprinkhanen. Jij hebt het opgezocht? Nee, dat wist ik gewoon uit een encyclopedie. Nou ja, kijk maar wat ze lekker vonden. Nou, op kraambezoek bij de doodshoofdaapjes. Ik heb natuurlijk die vieze sprinkhanen van Elbert... en de spinazie, ik ben heel benieuwd waar ze voor gaan. Ja, natuurlijk voor de spinazie. Karlijn, wat denk jij? Ik weet het wel, maar zullen we het een verrassing laten? Ja. Ik ben benieuwd. Hoe lang duurt het voordat ze komen? Ik kan ze wel roepen. Doodshoofdaapjes! Jaaaa, daar komen ze! Kijk, daar zit een kleintje. Als de jongen geboren zijn, zitten ze direct op de rug. Ze moeten meteen mee met de moeder. Hij moet dus best al sterk zijn. Ja, zeker. Hij is eruit, en hop, op de rug. Ja, hup, meteen mee met de groep. Welke denk je dat het mannetje is? Heb je hem gezien? Oe, eh... Het mannetje... Ehm... Hij zit ertussen. Ja! Hij zit ertussen. Is dat hem? Ja, heel goed. Hij is iets groter. Ja. Dit mannetje is de vader van alle zes jonge aapjes. In de paringstijd is hij veel groter. Hij houdt dan vocht vast waardoor hij een beetje opzwelt. En om helemaal indruk te maken op de vrouwtjes... smeert hij zich heerlijk in met... urine. Oke. Hier, kijk. Ja. Oooh! Ooooh! Die spinazie wordt hem niet. Nee, daar ben ik bang voor. Het was ook gewoon een stom idee van mij. Wie eet er nou graag spinazie? Ik zou het ook wel weten. Maar van spinazie word je groot en sterk. Zeggen ze. Oke, deze is voor jou, Elbert. Zie je wel. Spinazie! Wat een dom idee! Ik snap ook niet meer hoe ik daarop ben gekomen.