Het is zomer in het zuidpoolgebied. De adéliepinguïns komen terug naar hun broedkolonie. De mannen komen het eerst en de vrouwen volgen al snel.
Zo gauw ze in hun broedgebied aankomen, beginnen de mannetjes hun partner van vorig jaar te roepen. De twee herkennen elkaars geluid en vinden elkaar snel terug.
Voor ze paren zoeken ze eerst een plaats voor hun nest.
Ze baltsen om elkaar in de juiste stemming voor een paring te brengen. Het vrouwtje gaat liggen, zodat het mannetje op haar rug kan klimmen. Het valt niet mee om het evenwicht te bewaren. Dan probeert de man het nog maar een keer.
Het nest wordt van stenen gemaakt, die van ver worden aangesleept. Stenen geven de plaats van het nest aan. Warm is een pinguïnnest niet. Dat hoeft ook niet. De adéliepinguïns hebben een warme broedbuidel voor de twee eieren.
Eerst is er één ei en is het wachten op het tweede. Beide eieren zijn gelegd en kunnen worden uitgebroed.