Ik heb sinds vandaag een fantastische bril.
Daarmee kan ik alles weer zien wat ik wil.
Mijn mond en mijn neus en mijn sproeten.
Wat zou ik toch zonder bril moeten.
Een bril is geweldig, en bovendien:
zonder een bril zou ik echt niks meer zien.
Jouw benen zijn lang en de mijne zijn kort.
Jij houdt meer van lezen en ik hou van sport.
Maar dat niet alleen, er is nog een verschil:
ik heb een bril.
Jouw oren zijn klein en de mijne zijn groot.
Jouw haren zijn zwart en de mijne zijn rood.
Maar dat niet alleen, er is nog een verschil:
ik heb een bril.
Jouw ogen zijn bruin en de mijne zijn grijs.
Jij houdt van patatjes en ik hou van ijs.
Maar dat niet alleen, er is nog een verschil:
ik heb een bril.