Als je met de auto op vakantie gaat, kunnen je ouders gewoon de tomtom gebruiken, een navigatiesysteem. Piloten hebben ook een navigatiesysteem. Maar dat is lang niet genoeg want de vliegroutes zijn zo ingewikkeld dat ze hulp nodig hebben vanaf de grond en dat werk doen de luchtverkeersleiders.
“Waar we nu zijn is de radarzaal van de verkeersleiders. Alle vliegtuigen boven Nederland worden hier in de gaten gehouden en wij helpen de piloten door middel van instructies. Wij vertellen ze wat ze moeten doen om naar de gewenste bestemming te komen. Dat het allemaal veilig gebeurt, dat ze niet te dicht bij elkaar komen. waardoor ze misschien gaan botsen. Dat is wat hier al mijn collega's aan het doen zijn.”
De stipjes op het scherm zijn vliegtuigen. Ze hebben allemaal een eigen code. Door die code weten de verkeersleiders precies met welk vliegtuig ze te maken hebben, waar hij vandaan komt en waar hij naartoe wil. “Transavia, die is in Alicante geweest die gaat zo landen op Schiphol. En deze komt uit Rome vandaan, de KLM hier. En Cathay Pacific, die komt uit Parijs.”
Zodra een vliegtuig in de buurt van het Nederlands luchtruim vliegt, verschijnt het direct op het scherm.
Dit apparaat hier zorgt ervoor dat de luchtverkeersleiders de vliegtuigen op hun scherm kunnen zien. Een grote radar. De radar zendt radiogolven uit. Als een vliegtuig door de lucht beweegt weerkaatst dat vliegtuig die golven van de radar weer terug. Dat registreert de radar. Iets dat dichtbij wordt teruggekaatst, weerkaatst harder dan iets van ver weg. Op die manier kan de radar heel precies meten of er een vliegtuig is en hoe ver weg het is. Ook vangt de radar de code van het vliegtuig op. En al die informatie, dus de afstand en de code van het vliegtuig, wordt rechtstreeks doorgestuurd naar het radarcentrum op Schiphol.
“Hoe zorgen jullie er nou voor dat al die vliegtuigen niet in de lucht tegen elkaar aan opbotsen? Waar letten jullie dan op?” “We letten op de afstand van de vliegtuigen. We hebben 1 voordeel. Op de weg heb je ook wel viaducten, maar wij kunnen dus vliegtuigen over elkaar heen laten vliegen. Dus dat geeft extra ruimte. Als we op één hoogte moeten, dan zullen ze elkaar tegenkomen. Dus hoogteverschil is een belangrijk iets, maar ook dat ze achter elkaar kunnen vliegen. Dus dat ze allebei op dezelfde de snelheid moeten gaan vliegen. En je kunt zorgen dat eentje voorlangs of achterlangs gaat. Dat zijn de drie dingen. Links en rechts harder of langzamer of klimmen of dalen.” “Dus eigenlijk ben je de hele tijd aan het puzzelen hier.?” “Ja, heel diep in gedachten ben je aan het puzzelen. Alle mensen die je hier ziet werken, die zijn in hun hoofd constant aan het kijken en bedenken en controleren of ze de juiste keuze hebben gemaakt. En op die manier een bewegende puzzel aan het aanpassen die dus over Nederland vliegt.”
“Gaat dat nooit mis?”
“Nee, is gewoon heel goed opletten.” Maximaal anderhalf uur mogen de luchtverkeersleiders achter elkaar werken. “Is dat ontspannen na dat anderhalf uur werken niet een beetje overdreven?” “Nee, want het is belangrijk dat alles op een veilige manier gebeurt. We moeten best wel goed opletten om alle vliegtuigen in de gaten te houden, dat heb je net gezien. En dat betekent dat na anderhalf uur je concentratie wat afneemt. Je wordt moe, je wil wat drinken en dan kun je hier even met een kopje koffie, eventueel met een collega een biljartje doen of tafelvoetballen of internetten of eventjes met collega's een bakkie drinken, je kunt even met thuis bellen, je kan winkelen, je kan een wandeling maken in het Amsterdamse bos. En dan moet je hoofd weer een beetje tot rust zijn, een beetje leeg en dan ben klaar voor het volgende stuk om te gaan werken.”
Zo'n duizend mensen melden zich ieder jaar aan om luchtverkeersleider te worden maar veertig daarvan worden toegelaten. Zo lastig is deze klus.