En dan was jij de moeder en ik was de vader. Ja, en dan was ik het kind. Kom, we gaan boodschappen doen. Kom moeder. Ik heb geen zin. Wat dan? He, doe niet zo flauw. Ik voel me niet lekker. Je hebt allemaal vlekjes in je gezicht. Joh, je bent ziek! Jottem, dan spelen we doktertje!
Dag Jip! Dag Pip! Wat staat er op je shirt? Z. ie. K. Als je dat plakt krijg je zzziiiieeeekkk. Ziek. De ie is de tweede letter. Als je goed om je heen kijkt, zie je de ie. Een verkeersbord aan een lantaarnpaal bijvoorbeeld. Of een bril op je neus. En wat dacht je van deze badmintonrackets in de gymzaal? De ie.
Ik ben zo ziek! Kijk eens, ik heb lekkere kokosmelk voor je. Oh lekker. Ah, daar is de dokter al. Oh, maar kokosmelk is niet goed voor je als je ziek bent hoor. Ik heb hier iets anders voor zieke aapjes. Nee, geen prik! Ontspannen, het is zo voorbij. Nee, je doet me pijn! Ziek.