Als er lichtstralen door een bolle lens gaan, worden ze naar elkaar toe gebroken. De evenwijdige lichtbundels snijden elkaar in één punt: het brandpunt. De afstand tussen het brandpunt en het midden van de lens heet de “brandpuntafstand”. Deze afstand is niet altijd hetzelfde. Als ik bijvoorbeeld een bollere lens gebruik en daar de stralen doorheen laat gaan, zie je, dat de brandpuntafstand kleiner wordt. Dat komt, omdat de lichtstralen sterker worden gebroken.
De ooglens is aangepast aan het oog. Bij onze ooglens valt het brandpunt precies op het netvlies. Daardoor kunnen we dingen die ver weg staan scherp zien. Maar de dingen waar we naar kijken, kunnen ver weg staan of ook dichtbij. Toch zien we ze altijd scherp. Dat komt, omdat onze ooglens een heel speciale lens is. Onze lens kunnen we namelijk steeds aanpassen door ‘m platter en boller te maken. Dit heet “accommoderen”.