Ja, ik heb lekker veel bij me, lekker veel. Zo. Effe kijken. Ja, hier, groene blaadjes. Deze? Ja, die hier. Oh ja. Hé. Hé. Hé, vinden ze paardenbloemen ook lekker? Ja. Ja. Ja. Oh ja, deze wel. Die vinden ze lekker. Dat vindt Aart niet erg denk ik. Nee. Ja, gras, ze moeten ook veel gras hebben. Zo. Zo, oh jeetje. Wat is er? Zie je dat dan niet? Die kinderen zijn weer bezig met het verzamelen van gras, blaadjes en boterbloemen. Wat is daar dan mee? Ja, straks zijn wij de klos, dan gaan ze met die rommel hier voor onze neus staan en dan zeggen ze “oh Aart en Lot, we hebben lekker eten gemaakt!”. Nou en? Ja, dan moeten wij het proeven en dan moeten we ook nog een keer roepen van “ooh, ooh, wat een heerlijke salade!”. Ik word echt spuugzat hiervan. Dat vinden die kinderen gewoon leuk. Zo, hé, weet je wat ik ook nog doe? Nee. Ik ga even twee witte boterhammen halen. Oh ja! Dat is leuk! Oh jee, krijgen we er nog brood bij ook? Doe toch niet zo vervelend. Hé, je bent een volwassen kerel, je geeft het goede voorbeeld en je doet gewoon een beetje aardig. Ja, moet dat? Ja, dat moet! Vooruit dan maar. Hoi. Ja, laat eens kijken? Kijk eens. Kijk eens. Kijk eens. Kijk eens. Kijk eens. Geef maar hier! Dan gaan we er lekker van smullen! Nee, nee. Hè, nee, nee, nee, nee, nee. Nee, nee, nee? Weet je, dit is voor de kinderboerderij. Ja, kijk, kijk, kijk: dit is voor het paard en dit is voor de konijnen. Ja. Ja, en kijk, en ik heb hier nog brood voor de eendjes voor onderweg. Ja. Nou, hier. Ja. Heel veel plezier! Nou, dankjewel. Okay, zullen we gaan? Gaan jullie eropuit? Ja hoor! Doeg.