We weten dat virussen cellen misbruiken als een soort kopieermachines. In die cellen worden de virussen uit elkaar gehaald, gekopieerd, en weer in elkaar gezet. Door kopieerfouten ontstaan er regelmatig nieuwe varianten van de virussen.
Het immuunsysteem heeft zich nog niet aangepast aan deze nieuwe virussen en kan ze niet goed bestrijden. Tegen het originele virus vormen de bestaande antistoffen een goede bescherming. Ze omhullen het en weten zo te voorkomen dat het virus andere cellen infecteert.
Maar als de oppervlakte van de nieuwe virusvariant erg anders is geworden, kunnen de antistoffen zich niet meer aan het virus koppelen. Dan is het virus geslaagd in zijn vermomming. Het is het immuunsysteem te slim af geweest.