De Nederlandse export daalt in 1929 en er worden honderdduizenden mensen werkeloos. Er is een opeenstapeling van problemen: de werkeloosheid stijgt, de winst daalt, de consumenten besteden minder, investeringen blijven achterwege en de productiecapaciteit is onderbezet. Het zijn de kenmerken voor een periode van laagconjunctuur, want laagconjunctuur is vertraging of krimp van de productiegroei.