Heel veel duiven, houtduiven. Die moeten we goed in de gaten houden. Hier zien we een club spreeuwen. Een vliegveld zoals dit grote Schiphol is een fijne plek voor vogels. Dat komt onder meer door de vele weilanden, akkers en bomen die eromheen liggen. Maar voor de vliegtuigen die er landen en opstijgen, zijn al die vogels een stuk minder fijn. Daarom werken er mensen zoals Liset die de vogels verjagen. Op Schiphol zorg ik er dag en nacht voor dat ik de vogels verjaag uit het landingsterrein. Samen met de collega's rijden wij onze rondes. Hier en daar gebruiken wij verschillende verjagingsmiddelen voor en eigenlijk zorgen wij met zijn allen ervoor dat het vliegtuig zo veilig mogelijk kan vertrekken. Liset en haar collega's proberen dus zoveel mogelijk vogels weg te houden, maar soms gaat het toch nog mis en botst er wel eens een vogel op een vliegtuig. Schiphol houdt dat bij. Ze noemen dat een birdstrike. Maar, zo zegt Schiphol, daarbij is de kans dat een vogel ook nog eens in de vliegtuigmotor terechtkomt heel, heel erg klein. En mocht er een vogel in de motor komen, dan is dat niet direct heel gevaarlijk, want de motor is meestal sterk genoeg om door te kunnen vliegen. En als er een vliegtuigmotor toch uitvalt, bijvoorbeeld als er een zwerm vogels in terecht is gekomen, dan kan de andere motor het werk meestal helemaal overnemen. We zien op dit moment een blauwe reiger. Die gaan we verjagen met ons verjagingsgeluid. Maar elke botsing tegen een vliegtuig is er één te veel en dus doen ze op het vliegveld er alles aan om het te voorkomen. Heel af en toe gebruiken wij ook nog onze toeter op de auto, de claxon, en daar gaat ook menig vogel van aan de kant.