Als ik dit ei loslaat, dan valt het op de grond. Dat weet iedereen. Daar heb je geen bètacanon voor nodig. Maar hoe dat nou precies komt, dat heeft Isaac Newton ontdekt.
We gaan terug naar het jaar 1687. Sir Isaac Newton is Hoogleraar Wiskunde in Cambridge en hij vindt, dat zijn collega-wetenschappers Galileï en Kepler tot dan toe best indrukwekkend werk hebben geleverd, maar Newton is eigenwijs en hij is ervan overtuigd, dat hij het zelf beter kan. En hij komt ook met ingrijpende nieuwe theorieën over bijvoorbeeld de relatie tussen kracht en massa, en beweging, en over lichtbreking en kleuren, en hij vindt en passant nog even de spiegeltelescoop uit, maar het meest beroemd wordt Newton dankzij zijn theorie over de universele zwaartekracht.
Het is een mooie dag, Newton zit buiten, althans, zo gaat het verhaal, en plotseling ziet hij een appel van de boom vallen. En die appel is het begin van een jarenlange studie naar de zwaartekracht. Een studie die hem zó fascineert, dat hij af en toe vergeet te eten en zelfs te slapen. Uiteindelijk bedenkt Newton, dat de zwaartekracht universeel is: alle materie trekt elkaar aan. En die aantrekkingskracht, die heeft te maken met de afstand en de massa, want hoe verder weg, hoe zwakker de aantrekkingskracht; en hoe zwaarder een object, des te groter is zijn aantrekkingskracht.
Maar hoe kan het dan, dat er met de maan niet precies hetzelfde gebeurt als met mijn ei? Waarom komt de maan niet bovenop de aarde? Newton ontdekt, dat dat te maken heeft met de snelheid van de maan. Die snelheid zorgt ervoor, dat de maan om de aarde heen blijft draaien. Je kunt het vergelijken met deze emmer water: als ik ‘m omkiep, valt het water eruit. Maar als ik hem rondslinger, blijft het water erin zitten. De theorie over zwaartekracht is een goed voorbeeld van een universele wiskundige natuurwet: een wet die geldt voor de hele natuur zonder uitzondering. En juist in de tijd dat Newton leeft, de 17de eeuw, zijn veel wetenschappers op zoek naar zulke wetten.
Tijdens deze wetenschappelijke revolutie worden de basisregels voor de moderne wetenschappen bepaald. Anders gezegd: er wordt vastgelegd wanneer iets wetenschap genoemd mag worden. En Newtons werk geldt als het ultieme voorbeeld van wetenschap. Het boek waarin hij publiceert over zwaartekracht geldt als het belangrijkste natuurkundige werk ooit. Newton zei ooit: “als ik verder heb gekeken dan een ander, dan komt dat alleen, omdat ik op de schouders van reuzen kon staan” en hij bedoelde daarmee, dat hij nooit zover was gekomen zonder het werk van zijn voorgangers. Sindsdien hebben heel veel wetenschappers op de schouders van de reus Newton gestaan.