O, ben ik al begonnen?’
‘Goedemorgengoedemiddaggoedeavond, vandaag wilde ik vertellen over het ziekenhuis, de plek waar je heen gaat als je iets gebroken hebt, je arm bijvoorbeeld. | Of als je zoals ik, per ongeluk een stuk rubber hebt ingeslikt.
Ik dacht namelijk dat het een dropje was, hèhèhè.’
‘Als het heel ernstig is, zoals bij mij natuurlijk het geval was, dan moet je in een ambulance met spoed naar de Eerste Hulp. Een herrie!
Tjongejonge, ik wou dat ik ook rubber in mijn oren had gehad.’
‘Een ziekenhuis is echt heel groot. | Er lopen veel verschillende dokters en verplegers rond. De ene weet alles over je hart, de ander alles over je longen of over je botten en je ribben. En zelfs over je hersenen!
Ik schrok me helemaal wezelloos toen ik daar binnenkwam.’
Joh, wat is het druk is zo’n ziekenhuis!
Gelukkig hoefde ik niet zelf te zoeken waar ik heen moet omdat ik met de ambulance werd gebracht.
‘Waar was ik? O ja, ik had dus dat stuk rubber ingeslikt en toen moest ik naar de röntgenafdeling. Daar kunnen ze een foto maken van de binnenkant van je lichaam.
Ze wilden natuurlijk zien waar dat stukje rubber was gebleven.’
‘Kijk, dit is zo’n röntgenapparaat. Het is een soort camera die door je vel heen kan kijken. Handig als je wilt zien waar je arm precies gebroken is.’
‘Of als je iets hebt ingeslikt, zoals ik.’
‘Een dokter die alles van röntgenfoto’s af weet, bekijkt de foto op zijn scherm en dan kan hij precies zien wat er mis is.’
Als je iets gevaarlijks heb ingeslikt moet de dokter je misschien opereren. Maar als het klein is en niet scherp, hoeft dat niet.
Ik vroeg hoe ik het stukje rubber weer uit mijn buik kreeg. Maar de dokter zei dat dat vanzelf zou gaan. Ik vroeg: “Vanzelf? vanzelf? Hoe dan?” De dokter zei dat ik iedere dag goed in de wc moest kijken of ik al een stukje rubber zag.’
‘Ik zou het wel terugvinden in mijn poep, dat zei de dokter. En ja hoor, op een dag zag ik het liggen.’ ‘Nou, de groeten, hoor, tot wezels!’