Immanuel Kant is geboren in de toenmalige Pruisische stad Koningsbergen – het tegenwoordig Russische Kaliningrad – en daar stierf hij ook. Hij verliet de stad nooit.
Aan Kant danken we het idee van de autonome mens; de mens die voor zichzelf denkt, en zich niet onmondig laat leiden door een ander. Sapere aude! schrijft Kant in 1784. Ofwel: durf te denken!
Hij leidde een strikt leven. Elke dag om vijf uur liet Kant zich wekken door zijn bediende, de oud-militair Lampe, die hem toeriep: “Het is tijd!”. Zijn dagelijkse wandelingen waren zo punctueel dat men de klok erop gelijk kon zetten.
Kant laat in zijn Kritiek van de Zuivere Rede zien dat er een grens is aan wat we kunnen kennen. In die tijd deden filosofen uitspraken over het bestaan van God of de onsterfelijkheid van de ziel, maar volgens Kant is dat louter speculatie. Ze gaan immers de zintuiglijke ervaring te boven.
Maar had Newton niet laten zien hoe gedetermineerd door natuurwetten die zintuiglijke ervaringen zijn? Hoe zit het dan met die menselijke autonomie? Dat is een actuele discussie: wetenschappers laten zien hoe genen en omgevingsfactoren ons gedrag bepalen. Waarom nog spreken over autonomie?
Omdat het geweten ons belet om verantwoordelijkheid voor onze handelingen af te schuiven, aldus Kant. Daarom moeten we wel veronderstellen vrij te zijn: alleen een vrij mens kan immers bij zichzelf nagaan of zijn handelingen moreel te rechtvaardigen zijn.
Vrijheid betekent bij Kant dus niet: doen waar je zin in hebt. Vrijheid impliceert verantwoordelijkheid. Een autonoom mens verplicht zichzelf goed te handelen. In de beroemde categorisch imperatief geeft Kant een criterium: handel volgens dat principe waarvan je zou willen dat het een algemene wet wordt. Een autonoom mens weet dat hij niet egoïstisch zijn gang kan gaan. Als immers iedereen dat zou doen, gaat het ten koste van ieders vrijheid. (De mens is onderhevig aan natuurwetten, en tegelijkertijd – als moreel wezen – autonoom.)
Op het grafmonument van Kant vinden we een beroemd citaat, waarin hij vertelt hoe hij zowel de sterrenhemel als de morele wet bewondert. Wie naar de sterren kijkt, voelt zich verpletterend nietig, niettemin stijgt onze geest uit boven elke materie.