Kom nou maar, kom er maar onderuit. Kom maar gewoon. Niet bang zijn. Hij is bang voor een monster! Tommie, ben je bang dat er een monster onder het bed ligt? Nee. Ik was nooit bang voor een monster. Ik ook niet. Ik ging onder het bed liggen, wachten tot het monster kwam. Wat is hier aan de hand? Tom, wat ben je aan het doen? Hij is bang dat er een mister on het bed ligt. Maar laten wij nou hele goede monstervechters zijn. Het is helemaal geen monster, het is een spin! Wat zeg je nou? Hij moet naar buiten, want hier kan hij geen beestjes vangen. Jongens, help dan even. Spinnen kun je beter met rust laten! Nee, straks gaat ie nog dood! Poeh he. Kom maar op mijn hand. Zo, jij bent wel groot zeg. Kan iemand even het raam voor me opendoen? Nee! Nouja zeg. Zal ik het even doen? O Lot, goed zeg. Is nog eens wat anders he, dan een monster. Hier. Waar moet ie? Naar buiten. Ga maar lopen. Daar gaat ie al. Goed zo. Yes!