Kijk, een hond op het strand. Hij volgt altijd zijn neus. In welke richting die neus ook wijst. Ik bedoel: het is ook de richting waarin zijn ogen kijken. Zo lopen alle dieren. Alle dieren? Echt waar? Nee, er is een dier dat anders loopt. Hij leeft ook hier op het strand. En zo ziet hij eruit. Die bultjes bovenop zijn z’n ogen. Dit dier loopt niet in de richting waarin zijn ogen kijken. Hij loopt zijwaarts. En nu draait hij om. En loopt de andere kant op. Ken je het dier? Het is een strandkrab. Hij heeft 10 poten. De voorste poten zijn meteen ook scharen. De krab gebruikt ze om te knijpen en om mee te lopen. Het pantser om het lijf en de poten van de krab is hard, als een soort harnas. De kleine strandkrab kan in elke richting lopen. Het lijkt net alsof hij een dansje doet. Strandkrabben zoals deze zijn graag in het water. Zo rent een krab over het strand. De makkelijkste manier is opzij te krabbelen. Soms naar de ene kant. En soms naar de andere. De scharen helpen echt bij het rennen. Knap dat die poten niet in de knoop raken! Zo ziet het eruit in slow motion. De lange poten bewegen om de beurt aan elke kant van het lijf. Het krabbelen lijkt wat schokkerig en inspannend. Het is voor de krab niet makkelijk om zijn zware gepantserde lijf op het land te krijgen. Maar waarom lopen ze zijwaarts? Door zijwaarts te lopen is het makkelijker om tussen rotsen door te bewegen. Zelfs in het water beweegt de krab zijwaarts. Hij kan zelfs beter lopen met al die poten. En sneller. Nog een keer in slow motion. Het water maakt de strandkrab niet langzamer als hij zijwaarts beweegt. Met de puntige uiteinden van zijn poten zet de krab zich zachtjes af van de bodem. En als er een steen ligt kan de krab zijn poten ook naar voren bewegen. Maar maar kort. Want in het water is zijwaarts bewegen gewoon het makkelijkst.