Een berengezin, moederbeer en twee jongen, gaat eten. Berenwelpen moeten, net als kleine kinderen, nog veel leren. Hun moeder laat ze zien welke planten ze kunnen eten, waar ze water vinden en hoe ze insecten kunnen vangen. De welpen volgen hun moeder naar de voederplekken. Dat zijn speciale plaatsen in het bos. Op die plaatsen laten mensen eten achter voor de wilde dieren.
Op deze voederplek liggen maïszaadjes. Maïs is zoet, dus moederbeer hoeft haar kinderen niet te dwingen om te eten, zo lekker vinden ze het. De jongste beer is nu vijf maanden oud en heeft in een gat onder de stenen zaadjes gevonden.
De beren spelen ook vaak op de open plekken in het bos. Het bos is hun thuis. Daar voelen ze zich veilig. Als het donker wordt, neemt hun moeder hen mee dieper het bos in. Dat is het allerveiligst. Daar brengen ze met z’n allen de nacht door.
Berenwelpen groeien heel snel.. Ongeveer vier jaar lang zijn ze met hun moeder die hen alles leert. Daarna gaan de welpen hun eigen weg. Ze gaan dan weg bij hun moeder. Beren zijn al heel snel heel groot en zwaar. Als ze drie jaar oud zijn wegen ze soms al meer dan 300 kilo, net zoveel als twaalf kinderen van zes jaar oud bij elkaar.
Hoe groot ze ook zijn, jonge beren gedragen zich nog steeds zoals kleine kinderen. Ze vinden het heerlijk om in het water te spelen. Beren kunnen goed zwemmen en vangen zelfs vissen in rivieren en meren. Net als de meeste mensen eten beren zowel planten als vlees. Het zijn, zoals dat heet, omnivoren.
Deze beer heeft de overblijfselen van een klein dier in het bos gevonden. Altijd leuk zo’n gek speeltje.
Deze broer en een zus hebben ruzie. Ze maken veel lawaai.
Op die manier laten ze zien hoe sterk ze zijn. Hoewel ze allebei sterke poten en lange klauwen hebben, hebben ze elkaar geen pijn gedaan. Even later zijn broer en zus weer de beste kameraadjes.