Deze man, Adolf Hitler, herinnert veel mensen aan de afschuwelijke misdaden die in de tijd van de Tweede Wereldoorlog zijn gepleegd. Hitler was toen de baas van heel Europa. Hoe kon deze man zo machtig worden? Het is 1914, de Eerste Wereldoorlog breekt uit. De Duitsers vallen Frankrijk en België binnen. Hitler is een eenvoudig soldaat in het Duitse leger. Veel soldaten sneuvelen. Hitler raakt gewond en komt in het ziekenhuis terecht. Daar hoort hij dat na vier jaar vechten Duitsland zich moet overgeven. Ook al hebben de Duitsers verloren, toch worden de soldaten die van de oorlog terugkeren, toegejuicht door de Duitse bevolking. Dan wordt er vrede gesloten in een paleis in Frankrijk. Duitsland moet de overwinnaars veel geld betalen om de schade die de Duitsers hebben veroorzaakt te vergoeden. En Duitsland moet ook stukken land afstaan aan de overwinnaars. Hitler is kwaad over de gesloten vrede. Hij vindt dat Duitsland veel te zwaar gestraft wordt. En de meeste Duitsers denken er net zo over. Het is de schuld van de Duitse regering, zeggen ze. Die heeft het land verraden. Hitler besluit lid te worden van de Duitse Arbeiderspartij, een kleine en onbekende partij. Hitler houdt toespraken. Dat blijkt hij heel goed te kunnen. De mensen luisteren ademloos. Hij weet veel mensen te overtuigen. Ze zijn het met hem eens en worden ook lid van de Partij. De partij wordt groter en krijgt de naam NSDAP, de nationaalsocialistische Duitse arbeiderspartij. De leden noemen zich nationaalsocialisten, of kortweg Nazi’s. En Adolf Hitler wordt hun leider. Toch stemmen de meeste Duitsers bij verkiezingen nog altijd op grote partijen, en niet op de partij van Hitler. Maar dat verandert rond 1930. Hitler grijpt zijn kans. In die tijd gaat het heel slecht in Duitsland. Bedrijven en fabrieken moeten sluiten. Een groot deel van de Duitse bevolking wordt werkloos en is arm. Duitsers die het vroeger goed hadden moeten nu bedelen om eten. Hitler en zijn aanhangers, de Nazi’s, gaan de straat op. Hun vlaggen met het hakenkruis zijn overal te zien. Ze beloven alle problemen in Duitsland op te lossen. Hitler zegt dat het de schuld van de Duitse Joden is dat het zo slecht gaat met Duitsland. Hitler haat de Joden. Volgens hem zijn Joden minderwaardig. Veel Duitsers vinden dat ook. Er zijn ook Duitsers die het helemaal niet eens zijn met Hitler’s ideeën, maar als ze protesteren worden ze in elkaar geslagen door knokploegen van de nazi’s. Hitler gaat door met zijn toespraken. Hij geeft de Duitsers het gevoel dat ze sterk zijn en beter dan de rest van de wereld. Hitler belooft ze een betere toekomst en steeds meer Duitsers stemmen op de NSDAP. Ze hopen dat Hitler leider van de regering wordt. In 1932 zijn er weer verkiezingen. Nu wordt Hitler’s partij de grootste partij van Duitsland. De andere grote partijen moeten nu wel samen met Hitler gaan regeren. Ze kunnen niet langer om hem heen. Een paar maanden later wordt Hitler kanselier van Duitsland. Dat is een soort minister-president. Hij staat nu aan het hoofd van de regering en is de machtigste man van Duitsland. En hij is absoluut van plan aan de macht te blijven. Daarom verbiedt hij al snel alle andere politieke partijen. De nazi’s arresteren mensen die het niet met ze eens zijn. Duitsland wordt een dictatuur. Dat betekent: wat Hitler wil, gebeurt. Hitler gebruikt nu zijn macht om de Joden uit te schakelen. Hij heeft het Duitse volk zo opgestookt dat ze daaraan meedoen. Duitse Joodse winkels worden geplunderd en vernield. Boeken van Joodse schrijvers worden verbrand. De meeste Duitsers zijn blij met Hitler’s regering. Er worden snelwegen aangelegd, daardoor komen honderdduizenden Duitsers weer aan het werk. De hele wereld moet zien dat het steeds beter gaat met Duitsland. Hitler organiseert militaire optochten. Het Duitse leger wordt steeds groter. Iedereen kan zien dat de soldaten goed getraind zijn en goede wapens hebben. Maar Hitler wil meer. Hij wil heel Europa in zijn macht hebben en er een groot Duits rijk van maken. Hitler en zijn leger zijn er helemaal klaar voor. En op 1 september 1939 is het zover: de Duitsers vallen Polen binnen. De Tweede Wereldoorlog is begonnen.