IJsberen zijn enorm goed aangepast aan het leven in extreme kou. En één van die aanpassingen is de witte vacht. Daardoor vallen ze niet op in het sneeuwlandschap en kunnen ze heel goed jagen. Maar hoe zijn ze nou eigenlijk aan die witte vacht gekomen?
Want heel vroeger bestond de ijsbeer nog helemaal niet. Toen waren alle beren bruin. Dat was heel handig, want die beren leefden in grote bossen en als je in het bos wilt jagen op een prooi, ja, dan is bruin een hele goede schutkleur. Maar zo'n twee miljoen jaar geleden brak er een hele grote ijstijd aan. Het noordelijke gedeelte van de wereld werd bedekt met een dikke laag sneeuw en ijs. Maarja, als bruine beer kun je natuurlijk helemaal niet goed jagen in een ijslandschap. Want je valt veel te veel op. Dus, ja, toen leden ze honger. Maar op een dag werd er een beer geboren met een iets lichtere kleur. Dat was een foutje van de natuur, gebeurt wel vaker. Maar die lichtere beer kon veel beter jagen op zeehonden en vissen, omdat-ie minder opviel. Nou, die werd dus groot en sterk. En die kon uiteindelijk ook voor z'n eigen jonkies goed zorgen. En die jonkies waren ook weer lichter van kleur. En zo overleefden de steeds lichtere beren het beste en werden ze van generatie op generatie lichter en ontstond langzaamaan de witte ijsbeer.