Met het zaad van deze stier kunnen veel koeien berucht worden. Maar hoe weet je of je een roodbont of een zwartbont kalfje krijgt?
In deze zaadcel, maar ook in de eicel van een koe, zitten 30 chromosomen. Op de chromosomen liggen de genen. Een gen is een stukje van een chromosoom dat informatie bevat voor een erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld haarkleur. Elke chromosoom bevat veel verschillende genen. Als een eicel bevrucht wordt door een zaadcel, ontstaat een cel met 60 chromosomen. De chromosomen en dus ook de genen komen in paren voor. Een kalfje erft van ieder paar één chromosoom van de vader en één chromosoom van de moeder. Een kalf is dus een combinatie van eigenschappen van de vader en de moeder.
We geven dit weer in twee letters: een dominante eigenschap krijgt een hoofdletter, een recessieve eigenschap een kleine letter. Zwartbont is dominant. Deze stier heeft in de zaadcellen een gen met de hoofdletter A. Roodbont is recessief, deze koe heeft in de eicellen alleen genen met de kleine letter a. Zijn de eigenschappen gelijk, noem je dat “homozygoot”. Zijn de eigenschappen verschillend, noem je dat “heterozygoot”. Als de stier homozygoot zwart is en de koe homozygoot rood, hebben alle kalfjes hoofdletter A, kleine letter a. Ze zijn daarom allemaal zwart.
Kalveren zijn overduidelijk zwart, want als zij later groot zijn en zelf een kalf krijgen, kunnen ze best een rood kalfje geven, ze zijn fenotypisch zwart, maar ze zijn genetisch wel drager van het roodbont gen.
Als de stier heterozygoot zwart is en de koe is ook heterozygoot zwart, is de kans op een roodbont kalfje 25%.