Hoboist Remco de Vries: Mijn vader speelde hobo en ik vond dat zó mooi klinken dat ik ook hobo ben gaan studeren. Ik was toen 10 jaar. De hobo is gemaakt van ebbenhout. Dat is zwart, keihard hout en gaat eeuwen mee. Het rietje hoort op de hobo. Het is - zeg maar - het apparaatje dat trilt. En als dat trilt dan gaat de lucht in de hobo trillen en dat geeft de specifieke hobo-klank.
De rietjes moet je zelf maken. Ik noem het altijd de Fröbel-klas. Je maakt het namelijk uit een stukje bamboe, dat je heel dun maakt en op een pijpje vastmaakt met een stukje touw en dan heel dun schaaft. Zó dun dat het heel goed gaat trillen. Het zijn dus twee blaadjes hout die op elkaar trillen.
Vroeger had de hobo helemaal geen kleppen, maar omdat de hobo tegenwoordig veel hoger en veel lager moet, hebben ze allerlei kleppen verzonnen om dat voor elkaar te krijgen. Omdat je met je pink niet zo laag kan; bij de onderkant van het instrument, daarom hebben ze er een stangetje aan de klep gemaakt. Je kunt de buis verlengen door alle gaten dicht te maken, dan wordt ie lager. Hoe meer kleppen je open laat, hoe korter de buis wordt.
De hobo heeft een heel helder geluid. Daarom wordt op de A van de hobo gestemd, omdat iedereen dat in het orkest heel goed kan horen.
Voice over: De hobo is een houten blaasinstrument met een dubbel riet. De twee rietplaatjes trillen als de lucht er tussendoor geblazen wordt. De hobo kan op verschillende manieren klinken: Van hoog? Tot laag? Korte tonen stotend (staccato) Of langgerekt (legato)Van een strakke toon naar vibrato en van zacht naar hard (crescendo).
Remco de Vries laat al deze mogelijkheden horen in zijn nu volgende solo-concert.