Koning Hiranjakashup was een tirannieke koning. Hij vond, dat het volk hem belangrijker moest vinden dan God.
Zijn zoon, Prins Prahalad, had daar helemaal geen zin in, want voor hem was er maar 1 God: Visjnu. De Koning kon het niet verdragen en probeerde van alles om zijn zoon te doden, maar op wonderbaarlijke wijze mislukte dit telkens.
Daarom riep de Koning de hulp in van zijn zus Holica. Die wist het één en het ander af van hekserij en zij bedacht een listig plan om haar neef te straffen: ze stelde Prahalad voor om een offer aan Visjnu te brengen door samen op de brandstapel te staan. Holika had nl. een onbrandbaar kleed en zo zou dus alleen Prins Prahhlad omkomen in het vuur.
Gek genoeg gebeurde er precies het omgekeerde: Prahalad overleefde de vlammen en Holika verbrandde tot as. Visjnu had Prahalad telkens beschermd en Hij verscheen ter plekke in de gedaante van een mensleeuw. Koning Hiranjakashup werd verscheurd door zijn klauwen en zo werd het volk bevrijd van hun tiran.
Tijdens het Holifeest vereert men Visjnu en de terugkeer van de lente. Net zoals Prahalad zich worstelde uit de greep van zijn vader, worstelt de natuur zich ieder jaar uit de greep van de winter.