Om muziek op te kunnen schrijven is het notenschrift bedacht. Aan de noten kun je zien hoe hoog of laag een toon moet klinken, maar ook hoe lang die moet duren…
Natuurlijk kun je de lengte van tonen ook opschrijven als strepen voor lange tonen en punten voor korte tonen. Door verschillende instrumenten onder elkaar op te schrijven kun je ze ook sámen laten spelen. Zo’n notenschrift heet een partituur. Maar welk orkest wordt hier gemaakt?
… en dan zijn we klaar! Opslaan.
Van deze partituur wordt nu een boek gemaakt om straks een heel orkest te kunnen laten spelen…
De eerste toonreeks, het eerste spoor op de computer is hetzelfde als de eerste beitel in deze machine. Dus als hier een noot komt, straks, dan drukt dat palletje hier een beiteltje in en die machine die draait op en neer en die drukt dan een beitel naar beneden door het karton. Precies op de plek waar ik die noot bedoeld heb.
Hier heb je dus het hele boek compleet, met onderaan de lage tonen, de bassen, en dan krijg je de begeleidingstonen, de melodie en de tegenmelodie. En hoe langer dat gaatje is, hoe langer de tonen duren. Het gaat ongeveer met een 6 centimeter per seconde door het orgelklavier heen. Dus als je een seconde een toon wil laten klinken moet ie 6 cm lang zijn.
In het draaiorgelboek kon je zien dat er lange en korte tonen gespeeld worden. En kun je het verschil nu ook horen?
Daar zien we de andere instrumenten al voorbij komen… Hoeveel zijn dat er wel niet?