Op 12 mei 1897 werken Willem Emmens en Hendrik Barkhof in het veen bij het Drentse dorp Yde. Hier was vroeger moeras. En dan raakt Willem met zijn schep iets vreemds. De mannen krijgen de schrik van hun leven. Ze hebben iets afschuwelijks ontdekt. Het is het lichaam van een meisje, bijna 2000 jaar oud. Het is zo goed bewaard gebleven omdat het in zuurstof arm veen heeft gelegen. Het kon dus niet wegrotten.
Het veen heeft de huid donker gekleurd. Wetenschappers ontdekken dat de rug is vergroeid. Ze heeft waarschijnlijk mank gelopen. Stevig om de hals zit een band… drie keer omgeslagen…Hij is zo hard aangetrokken dat het meisje wel gestikt moet zijn.
Maar wie was dit meisje, wat is er met haar gebeurd en hoe is ze in het veen terechtgekomen?
Lioba is een Germaanse. Ze woont in het begin van onze jaartelling met een paar families in een klein dorp. Haar ouders zijn boeren. Ze hebben wat geiten, een koe, en ze verbouwen graan op hun akker. Het leven is hard. Oogsten kunnen mislukken. Je moet oppassen voor andere stammen die het dorp overvallen en er met het vee vandoor gaan. En aan een keel ontsteking kan je zomaar dood gaan. Daar kan geen geneeskrachtig kruid tegen op.
Gelukkig zijn er de goden, die waken over de stam van Lioba. Ze heten Wodan, Donar, Frya en ze zijn overal, maar vooral op de geheimzinnige, duistere plekken in de bossen en in de moerassen. En dus geeft Alsuna, de priesteres hier geschenken aan de goden.
Want als je goed voor ze zorgt, dan helpen ze je. De Goden zorgen ervoor dat je gezonde kinderen krijgt, dat de oogst goed is en dat je een stammenoorlog zult winnen.
Daarom offeren de Germanen aan de goden: Een pot met eten, een deel van de oogst of een dier. En soms wordt zelfs een mens geofferd.
Dit is geen tijd om de goden tegen je te krijgen. Reizigers vertellen verhalen van een onoverwinlijke stam die vanuit het zuiden oprukt. IJzeren mannen die schitteren in de zon, met blinkende wapens en snelle paarden….. Onverslaanbaar. Iedere Germaanse stam die op hun pad komt wordt in de pan gehakt. En ze komen steeds dichterbij. De priesteres vraagt de Goden wat te doen tegen dit grote gevaar. De twijgen geven haar het antwoord.
Een pot met eten of een dier is dit keer niet genoeg. Er wordt een mensenoffer gevraagd. Het wordt Lioba. Door haar te offeren zullen de goden goed worden gestemd. De priesteres krijgt gelijk. De ijzeren mannen, de Romeinen, hebben haar stam nooit bereikt. Ze zijn gestopt bij de Rijn in het zuiden. Het drassige moerasland ten noorden ervan vonden ze niet interessant genoeg. Of….. heeft Lioba’s offer er voor gezorgd dat de Romeinen weg zijn gebleven?