Napoleon Bonaparte bracht een groot deel van Europa onder Frans gezag, waaronder òns land.
Na zijn mislukte veldtocht naar Rusland werd hij verslagen en verbannen naar het eiland Elba. Maar hij ontsnapt hij en grijpt opnieuw de macht in Frankrijk.
Napoleon Bonaparte wil Europa opnieuw veroveren. Vanaf Parijs trekt hij met zijn leger naar het noorden.
Bij de grens van Frankrijk en België stuit hij op 3 grote legers. Een Engels en een Nederlands leger. En vanuit het Oosten het Pruisische leger dat langzaam oprukt.
Maar waar vochten ze eigenlijk mee en waaruit bestond dat eerste Nederlandse leger? Voor die vragen ga k naar het pas geopende nationaal militair museum op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Ha, Dirk Staat. Paul. Welkom in het museum. Dankjewel. Nou lopen we hier langs mooie kanonnen, is dit nou ongeveer het materieel wat je mag verwachten? Dit is nog iets te modern maar daar in de verte zie ik een kanon dat wel erg lijkt op wat ze in die tijd, 1815, begin 19e eeuw gebruikten. Je ziet het, grote raderen, houten wielen, een kanon dat aan de voorkant werd geladen met zwart kruit. Dat betekent dat als je het afschiet dat er een enorme witte rookwolk uitkomt. Die kanonnen droegen ongeveer een kilometer ver. Die werden gebruikt tegen de infanterie, dus tegen mensen. Infanterie zeg je, uit welke onderdelen bestaat zo’n leger? De infanterie zijn de voetsoldaten, de mannen die te voet naar het slagveld gaan en te voet vechten. Ze hebben een musket en ze schieten op andere infanteristen. Daarnaast heb je de artillerie, de mannen met de kanonnen. Het meest mobiele onderdeel zijn de cavalerie, de mannen te paard, de huzaren. De slag begint doordat de artillerie begint te vuren op de infanterie. Die slaan bressen daarin. En de cavalerie gebruikt die bressen om de vijand uit elkaar te slaan. Dat zijn de componenten in zo’n vroeg 19e-eeuwse veldslag.
Het is een enorme chaos, je ziet soms schilderijen met een prachtig overzicht van de slag bij Waterloo. Maar je moet je voorstellen dat het compleet mistig was en dat het ook stonk. Want zwart kruit, als je dat afschiet, stinkt het naar rotte eieren. De artillerie was een technisch onderdeel, de officieren waren daar voor opgeleid, wiskundigen. De cavalerie, de paardmilitairen, dat waren degenen die wat hoger van afkomst waren, de officieren van adel. Dat is eigenlijk nog steeds zo. Veel boerenjongens, die verstand van paarden hadden, kwamen ook wel bij de cavalerie terecht. Mijn eigen opa was boerenknecht en die kwam ook voor de oorlog nog bij de cavalerie terecht omdat ie zo goed met paarden kon omgaan. En de infanteristen dat waren de zandhazen. De grootste groep binnen het leger.
Hier is een tafel waarop zo’n wapen ligt waar jouw voorvader mee geschoten heeft. Dit is een Napoleontische musket. Moet je eens voelen. Mijn hemel. Een kilo of twee, drie? Zeven. Zeven kilo, niet te geloven. Zonder bajonet. Enkelschotswapen. Liep die mee heel Europa door. En de bajonet? Dat wil zeggen dat er nog iets opkomt, een steekding. Ja, want je kunt maar een keer schieten. En als je geen tijd hebt om te herladen en de vijand komt dichtbij, dan moet je hem prikken.